Anne Tyler – De blauwe draad (De Standaard)

 

blauwedraad2Een huis met een schommel

 

Vaders, moeders, dochters en zonen, daarover gaat het in de verhalen van Anne Tyler. ‘De blauwe draad’ is haar twintigste roman.

 

Kathy Mathys

 

In de nieuwste roman van Anne Tyler staat het huis dat Junior Whitshank heeft gebouwd centraal. Het is robuust, opgetrokken uit topmaterialen. Winterstormen trotseert het en hittegolven. Een ding is het niet: protserig of chic. Het is een huis zonder tierlantijnen. Net zo is het gesteld met de boeken van Anne Tyler. Haar oeuvre is stevig maar sober.

‘De blauwe draad’ zou Tylers laatste roman zijn, zo verklaarde ze laatst in een zeldzaam interview. De schrijfster leidt een teruggetrokken leven in Baltimore, de stad die steeds terugkeert in haar romans. Het zijn niet de criminele achterbuurten uit de serie ‘The Wire’ die Tyler verkent, wel rustige straten waar de huizen een veranda hebben en een schommel.

Tyler stelt de Amerikaanse Droom in vraag, maar ze doet dat op een mildere manier dan Jonathan Franzen, die zich net als Tyler buigt over de dynamiek binnen families. Franzen kiest voor families omdat dit de intensiteit van zijn romans verhoogt: tussen familieleden wil de spanning wel eens oplopen, meer nog dan tussen vrienden. De thema’s die hij verkent beperken zich niet tot het familiale. Bij Tyler ligt dat anders: het zijn de families zelf die haar fascineren. Ze schrijft over slechte huwelijken, over de moeizame band tussen ouders en kinderen, over het verlangen naar een thuis. Echt bikkelhard of dramatisch wordt het nooit bij haar. Ze bedient zich van een haast lieve humor, blinkt uit in psychologische inleving.

De omslagen van haar boeken ogen niet zelden melig en de titels roepen associaties op met het huiselijke en het vrouwelijke, zo ook ‘De blauwe draad’.

Red en Abby Whitshank wonen op Bouton Road te Baltimore, in het huis van de overleden Junior, Reds vader. Het paar heeft twee zonen en twee dochters. Denny is het zorgenkind van de familie: op school gaat het niet best en de volwassen Denny laat soms maandenlang niets van zich horen. In de meest eenvoudige en onopgesmukte zinnen volgt Tyler het wedervaren van de Whitshanks. Ze staat met name stil bij de periode waarin de twee zonen opnieuw intrekken op Bouton Road om er te zorgen voor hun ouders.

 

Scharnieren

 

In het tweede deel van de roman trekt Tyler naar het verleden en laat ze de jonge Abby zien die uitgaat met een vriend van Red. In een lange scène– een van de beste in het boek – laat de schrijfster zien hoe alles kantelt in Abby’s hoofd en hoe ze, in de loop van een middag, met nieuwe ogen naar Red gaat kijken. Dit zijn de momenten waarvoor je Tyler leest – of ook Alice Munro, die met Tyler een diepgaande interesse voor het leven van gewone mensen deelt. Beide schrijfsters kijken naar de scharnieren die een leven bij elkaar houden of die dat juist niet doen. Munro is wel nietsontziender en verrassender dan Tyler.

Tyler maakt een grapje over Abby’s poëzie die vol staat met metaforen. Tyler houdt niet van metaforen, zoveel is duidelijk. In romans als ‘Het heimwee restaurant’, ‘De toevallige toerist’ of ‘Tijd van leven’ stoorde dat alledaagse proza niet. In ‘de blauwe draad’ ligt dit anders, vooral in het eerste deel kabbelt het verhaal teveel voort, hadden de dialogen wel wat verdichting kunnen gebruiken. Gelukkig wikkelt Tyler de draad van het leven af in deel twee, waarin ze de mythes die de personages over hun leven hebben verzonnen met overtuiging ontkracht.

 

***

 

Anne Tyler – De blauwe draad – vertaald door Barbara de Lange – Prometheus – 348 blz.