Hoe introduceer je je personage? (Schrijven Magazine)

Bregje-Hofstede-800x480Hoe introduceer je je personage?

 

Het moment waarop je personage voor het eerst op het toneel verschijnt, moet beklijven. Hoe pak je dat aan?

 

Kathy Mathys

 

Romans en korte verhalen kunnen niet zonder personages. Ze vormen het bloed in de verhaaladeren, laten de verbeelde wereld tot leven komen. Hoe doe je dat? Er zijn heel wat mogelijkheden. Deze acht aanpakken hebben alvast veel mooie verhalen opgeleverd:

 

1.De CV

 

Zo ging het in de 18e en 19e eeuw: maakte een personage zijn of haar opwachting, dan vertelde de auteur hoe bruin of blond het was, hoeveel sproeten er bij de linkerreusvleugel zaten. Dat was niet alles. Meestal wist je meteen of het personage uit een rijke familie kwam of niet, wat voor werk het deed en of het een degelijk moreel kompas had. Dat paste in een verteltraditie die afstandelijker was dan wat wij gewend zijn. Toch gebruiken auteurs ook nu nog wel eens een alwetende verteller en geven ze de CV van het personage bij de eerste verschijning. In Eleanor Cattons ‘Al wat schittert’, dat in de 19e eeuw speelt, worden alle personages op deze manier gepresenteerd.

 

  1. De grote drijfveer van het personage

 

John Irving is schatplichtig aan de negentiende-eeuwse literatuur, met name aan Charles Dickens. Dat blijkt uit een roman als ‘In een mens’. Het hoofdpersonage is een ik-verteller, een schrijver. De openingszinnen doen Oliver Twist-achtig aan, al geeft Irving niet de volledige biografie van zijn personage. Hij beperkt zich tot de kern, de ultieme drijfveer van het personage: zijn seksuele verlangens en waar die hem heen voeren.

 

  1. Terug naar de kindertijd

 

Stel dat je een roman schrijft over een volwassene, dan zou het kunnen dat een scène uit de kindertijd de beste manier is om je personage voor te stellen aan de lezer. Hilary Mantel gebruikt deze techniek in ‘Wolf Hall’. Ze (ver)toont de kindertijd, de relatie met de vader, en dat stuk is veelzeggend voor wat volgt.

 

  1. Sterk beeld

 

Zo begint de novelle ‘Het zwembad’ van Yoko Ogawa: ‘Het is hier altijd warm: ik heb het gevoel dat ik door een reusachtig dier ben opgeslokt. Binnen een paar minuten zijn mijn haren, mijn wimpers en zelfs de bloes van mijn schooluniform klam door de vochtige warmte en is mijn huid bedekt met een laagje vocht dat vaag naar chloor ruikt.’ Dit zintuiglijke beeld toont zowel het personage als het decor en het werkt door in de rest van de novelle.

 

 

  1. Blik op de buitenwereld

 

Zo begint ‘De hemel boven Parijs’ van Brechtje Hofstede: ‘Eerst was haar silhouet alles wat hij van haar zag, dertig meter van hem af in de schemerige collegezaal’. Hofstede laat eerst de blik van haar personage zien, dan pas het personage zelf. Die blik is natuurlijk niet willekeurig maar juist onthullend. We weten meteen dat dit een liefdesgeschiedenis wordt, een verhaal over obsessie.

 

  1. Blik op zichzelf

 

Laat je ik-verteller liever niet in de spiegel kijken om zich te presenteren, dat is inmiddels een cliché. In Miranda July’s roman ‘De eerste foute man’ kijkt het hoofdpersonage naar zichzelf alsof ze een speler is in een Hollywoodfilm. Ze beeldt zich in dat mensen staren naar ‘die middelbare vrouw in die blauwe Honda’.

 

  1. Geleidelijke onthulling

 

Er zijn verhalen waarin je pas na een hele tijd te weten komt hoe een personage er uitziet, hoe het heet. Er zijn zelfs verhalen waarin je dat nooit te weten komt. Je kan als schrijver informatie achterhouden of wetenswaardigheden over je personage als broodkruimels uitstrooien over het hele verhaal.

 

  1. Camerabeweging

 

Het kan zinvol zijn om nog niet meteen op de huid van het personage te gaan zitten, om het van op een afstand te bekijken. Zo gaat het ook in veel films: eerst staat de camera op twintig meter, geleidelijk aan komen we dichterbij.

 

Kathy Mathys is schrijfster, literair journalist en schrijfdocent.

Verschenen in Schrijven Magazine 4, jaargang 19, zie www.schrijvenonline.org