Essay ‘Vrouwen in de wildernis’ (De Standaard)

Meisjes toegelaten

Lees hier de krantversie: Vrouwen in de wildernis 1Vrouwen in de wildernis 2Vrouwen in de wildernis 3Vrouwen in de wildernis 4

 

Op het eerste gezicht gaan wildernisverhalen altijd over mannen. Toch duiken er steeds vaker vrouwen in op, meent Kathy Mathys.

 

Op 2 september 2009, op rondreis in Californië, noteerde ik in mijn dagboek: ‘Ik zit te schrijven bij het licht van een insectwerende kaars. We zijn in Humboldt Redwoods State park. Bomen van 120 meter hoog, redwoods kunnen 2000 jaar oud worden! Motten en dennennaalden in de douches.’ Ik weidde uit over de stilte, die enkel werd verstoord door kraaien en spechten, over de herten die we tegenkwamen op wandel. Op dat moment wist ik nog niet dat de indruk die de bomen op me maakten, blijvend zou zijn, dat ik zelfs een roman zou schrijven, ‘Verdwaaltijd’, die zich gedeeltelijk afspeelt in dit woud.

Ik voelde me geborgen tussen de gigantische bomen, al speelde ik vals door ’s nachts de deur van onze camper dicht te trekken. Vlakbij lagen tientallen Amerikanen te slapen, de echte wildernis bevond zich verderop. Het is mijn fascinatie met deze wildernis die een van de kiemen vormde voor ‘Verdwaaltijd’, de angst voor dat wilde en ongetemde ook.

 

‘Voor Buck was het een mateloze verrukking, dit jagen en vissen, dit onbelemmerd dwalen door onbekende streken,’ schreef Jack London in ‘De roep van de wildernis’ over sledehond Buck. Het woeste land laat menig mens mijmeren over een vrij leven, over een bestaan buiten de tijd. Het zijn vooral mannen die over de wildernis hebben gemijmerd en geschreven, zo ontdekte ik tijdens mijn research. Naast Jack London, die een heel oeuvre bijeen wist te spinnen uit de enkele maanden dat hij in Alaska verbleef, denken lezers met name aan de boeken van John Krakauer, John Muir en Henry David Thoreau, wanneer je hen vraagt naar verhalen over de Amerikaanse wildernis.

Zag ik iets over het hoofd? Of klopt het inderdaad dat het vooral mannen zijn die de wildernis intrekken om vervolgens autobiografische boeken te schrijven over hun avonturen of romans vol mannelijke personages?

 

Bizonjagers

 

In ‘Into the Wild’ schrijft John Krakauer over Chris McCandless, de welgestelde student die in Alaska rondzwierf en uiteindelijk stierf. Krakauer vergelijkt de zaak McCandless met gelijkaardige gevallen. Hij heeft het enkel over mannen, een opmerkelijk gegeven dat Krakauer niet nader onderzoekt. De een zoekt de wildernis op in de hoop zichzelf te vinden, aldus Krakauer, de ander is op zoek naar het spirituele of het ruige. Verschillende van de mannen hebben psychische problemen. Misschien is het voor Krakauer vanzelfsprekend dat vrouwen niet of in elk geval veel minder alleen de wildernis opzoeken. Het is er gevaarlijk, op het dodelijke af; de tochten zijn uitdagend en fysiek belastend.

In ‘Verdwaaltijd’ voer ik een Amerikaan op die boeken schrijft over de redwoods. Hij merkt op dat er in het negentiende-eeuwse Noord-Californië weinig vrouwen waren. De staat was nauwelijks in kaart gebracht. Houthakkers, goudzoekers en prostituees: zij bevolkten het landschap. Pas wanneer het land was getemd, kwamen vrouwen en kinderen over. Dat er dus zoveel wildernisverhalen met mannen zijn, heeft in elk geval een sociaal-economische oorzaak. Pelsjagers en houthakkers zijn in de praktijk mannen. Geen wonder dus dat John Williams’ roman ‘Butcher’s Crossing’ zo een mannelijk boek is. Vrouwen namen niet deel aan de bizonjacht. Ook in hedendaagse verhalen over mannen die in isolement hun werk doen, zijn vrouwen buitenbeentjes. In ‘Open zee’ van Catherine Poulain wil een vrouw werken op een vissersboot in Alaska: ‘Ze lachen me uit – helemaal alleen op zo’n  boot met horden kerels, je bent niet goed snik …’.

 

Sterke vrouwen

 

Met de observatie dat mannen beren schieten en vrouwen de was doen is niet het hele verhaal verteld. Graaf ik dieper, dan vind ik toch voorbeelden van vrouwelijke auteurs die over de wildernis schreven. Susan Fenimore Cooper, bijvoorbeeld, dochter van de beroemde romanschrijver James. Ze publiceerde ‘Rural Hours’ in 1850. ‘By a lady’ stond er op de kaft van het boek dat een grote invloed had op het werk van Thoreau. Toch kreeg het veel minder aandacht dan Thoreaus ‘Walden’. Nu pas wordt de schrijfster herontdekt en heruitgegeven.

Ik vond zelfs een voorbeeld van een vroege vrouwelijke Chris McCandless. In 1939 verdween Barbara Newhall Follett in de wildernis. Op haar dertiende publiceerde ze haar eerste roman die positief werd besproken in de pers, reisde ze mee op een schip met enkel werkmannen aan boord. Laura Smith schreef over Follett in ‘The Art of Vanishing. A Memoir of Wanderlust’. Ze heeft het over de rusteloosheid van Follett, die na haar echtscheiding vertrok.

Ook romanschrijfster Abi Andrews gaat op zoek naar voorbeelden van vrouwen in de wildernis. In haar debuut ‘The Word for Woman is Wilderness’, een avonturenverhaal met essayistische elementen, trekt een jonge vrouw naar Alaska. Ze ergert zich eraan dat mannen die rondzwerven in de natuur altijd als vrij en autonoom worden beschreven, terwijl wildheid in vrouwen een mankement is, ‘een irrationele koorts’.

Of de schrijfster deze mening deelt met haar hoofdpersonage weet ik niet. Feit is dat de verteller hier wat kort door de bocht gaat. Het klopt weliswaar dat er heel weinig vrouwelijke cowboys zijn en nauwelijks mannelijke heksen of toverkollen. Toch is het problematisch om te veralgemenen: zowel mannelijke als vrouwelijke dwalers vertrekken om allerlei redenen. Niet alle vrouwelijke personages die huis en haard achterlaten, zijn zelfdestructief of labiel.

Vooral in de recente literatuur vind je voorbeelden van sterke vrouwen die hun leven, al dan niet tijdelijk, achterlaten. Denk aan Cheryl Strayed, auteur van het autobiografische ‘Wild’ of aan Sarah, de zilversmid uit ‘Noord’ van Sien Volders. Sarah ruilt haar vertrouwde wereld in voor de wildernis om een belangrijke beslissing te nemen. Een van de interessantste voorbeelden van een sterke vrouw die vertrekt, komt overigens voor in een boek van een man. Andrew Miller toont in ‘Een vrouw en de zee’ een vrouw die onaangekondigd weggaat. Haar gedrag wordt nergens geproblematiseerd of uitgelegd. En dan zijn er de vrouwen uit het werk van Sarah Hall. In hen zit een wildheid die veelzijdig is en complex.

 

Nederlandstalig

 

De tijd waarin schrijfsters zoals Susan Fenimore Cooper anoniem publiceerden of waarin enkel Hemingway-achtige macho’s hun plek opeisten in verhalen over de wildernis ligt achter ons. Steeds meer vrouwelijke personages duiken op in het ruige landschap. Onder de interessantste hedendaagse natuurschrijvers zitten ook veel vrouwen: Diane Ackerman, Amy Liptrott, Helen MacDonald, Annie Dillard. In hun werk brengen ze een mengeling van autobiografie en wetenschap.

Komt het door mijn Angelsaksische bril of is er een andere reden waarom ik niet meteen denk aan Nederlandstalige schrijvers? Ik geloof dat het landschap waarin iemand opgroeit of leeft een aanzienlijke rol speelt. Het Alaska van David Vann en de Appalachen van Ron Rash hebben meer dramatisch potentieel dan pakweg de Vlaamse Ardennen. Vann en Rash verklaarden geregeld dat ze niet om hun landschap heen konden.

Ik schreef over de Amerikaanse wildernis, over de redwoods en over de Mojave, en er zijn meer Nederlandstalige auteurs die in het buitenland op zoek gaan naar inspiratie.

Laura Broekhuysen verhuisde met haar man en kind naar IJsland. Het gezin woont aan een verlaten baai. ‘We hebben de kleur uit het landschap en van onze wangen zien verdwijnen. De baai is een ets van zwart zand en uitgespaarde sneeuw,’ schrijft Broekhuysen in het autobiografische ‘Winter-IJsland’.

Één van Nederlands interessantste auteurs wanneer het gaat om wildernissen, landschap en geologie is Miek Zwamborn. In haar roman ‘De duimsprong’ maakt het vrouwelijke hoofdpersonage een tocht door de Alpen, op zoek naar een verdwenen vriend.

En dan is er nog Jannah Loontjens, schrijfster van stedelijke romans en een naam die je niet meteen associeert met de wildernis. Toch is ze er opgegroeid. Onlangs schreef ze een autobiografisch essay voor Trouw over haar Zweedse kinderjaren. Het gezin trok van huis naar huis, leefde in ‘houten stulpen’ zonder elektriciteit of stromend water. Mensen waren er niet te zien, enkel zwarte boomstammen. Loontjens heeft het over de ontspanning die ze voelt wanneer ze nu in het woud komt: ‘Het is een ontspanning die doorwerkt in mijn denken; mijn stijl van reflecteren en schrijven wordt erdoor beïnvloed. Ik word trager, bedachtzamer en het ritme van mijn zinnen grilliger.’ Loontjens is ervan overtuigd dat landschappen zich in ons nestelen en dat ze het werk van een schrijver kleuren.

 

Een vriendin met wie ik praat over wildernissen vraagt me of er een verschil is in de manier waarop mannen en vrouwen erover schrijven. Ik aarzel. Clichés liggen op de loer. Ik zeg dat er mannen zijn die intimistisch klinken, vrouwen die gaan voor stoer. Nadien ruim ik mijn researchmateriaal op. Ik stop het in dozen, geef ze een plek in de kast. Niet te ver weg, ik ben nog niet klaar met de wildernis.

 

Kathy Mathys en Sien Volders praten over de wildernis in hun romans op 17 mei bij Paard van Troje. Gent (19.30. Aanmelden: gent@paardvantroje.be) en 14 juni bij Letters & co, Deinze (19.30u. Aanmelden: boek@lettersenco.be)

 

Leestips:

 

– Jenny Diski- Schaatsen naar Antarctica: Diski trekt naar het eind van de wereld in deze combinatie van reisverhaal en autobiografie.

– Ellen Meloy – The Anthropology of Turquoise. Reflections on Desert, Sea, Stone, and Sky: een mix van autobiografie, natuurgeschiedenis en biologie.

– Rebecca Solnit – A Field Guide to Getting Lost: het ultieme boek over wie wil verdwalen, bevat verhalen over mannen en vrouwen die de wildernis opzochten.

– Miek Zwamborn – De duimsprong: essayistische roman over een vrouw die gefascineerd geraakt door Albert Heim, de geoloog die de Zwitserse Alpen in kaart bracht.

– Laura Broekhuysen – Winter-IJsland: autobiografisch verslag van Broekhuysens eerstejaar in een IJslandse fjord.

– Annie Dillard- Pilgrim at Tinker Creek: Dillard gaat op zoek naar het sacrale in de Virginia Woods. Heel precies en zintuiglijk geformuleerd.

– Sarah Hall – De komst van de wolven: Rachel Caine bestudeert wolven in de meest meeslepende roman van de Engelse Hall, die opgroeide in het wilde Cumbria.

– Andrew Miller- De vrouw en de zee: Een vrouw vertrekt zonder uitleg te geven, ze zoekt de wilde wateren op.

– Ron Rash – Serena: In de wouden van North Carolina voert Rash twee vrouwen op die een bijzondere band hebben met het Appalachengebergte.

– Diane Ackerman – The Moon by Whale Light: walvissen, vleermuizen, pinguïns en krokodillen krijgen Ackermans aandacht in dit autobiografische boek waarin lyrische beschrijvingen gecombineerd worden met wetenschappelijke feiten.