Vendela Vida interview (De Standaard)


Vrouw alleen op reis

In de romans van de Amerikaanse Vendela Vida leggen de vrouwelijke hoofdpersonages een weg af die lijkt op een hergeboorte. ‘De minnaars’, Vida’s derde, is meteen haar beste boek.

Kathy Mathys

‘Straks reis ik met de trein naar Zwolle, waar de zus van mijn moeder woont,’vertelt Vendela Vida, dochter van een Zweeds-Amerikaanse moeder en Hongaars-Amerikaanse vader. ‘Ik wil mijn tante interviewen over haar kindertijd in Zweden. Haar verhaal en dat van mijn moeder vormen de basis voor mijn volgende roman.’ Vida schrijft al jaren over moeders en dochters. Naar eigen zeggen komt dat doordat ze een heel goede band heeft met haar moeder en door haar eigen moederschap. Samen met auteur Dave Eggers heeft ze twee kinderen. In ‘De minnaars’ reist de 53-jarige Yvonne naar de plek waar ze ooit met haar overleden echtgenoot op huwelijksreis ging:

‘In mijn twee vorige boeken schreef ik over iemand die jonger was en het was een uitdaging om deze keer te schrijven over een oudere vrouw. Het is geen feministisch boek – zo ver zou ik niet gaan – maar Yvonne is altijd gedefinieerd geweest door de conventionele vrouwenrollen die ze speelde als moeder, echtgenote en lerares. In Turkije begint ze haar huwelijk in een nieuw licht te zien. Nu ze geen echtgenote meer is, en ook wat van haar schoonheid heeft verloren, wie is ze dan wel?’

Yvonnes echtgenoot is al twee jaar overleden wanneer het boek begint. Vond u de onmiddellijke reactie op de dood van een partner minder interessant?

Ik heb veel weduwes geïnterviewd voor dit boek en ze vertelden allemaal dat de echte rouwperiode twee jaar na de dood van hun man begon. In het eerste jaar ben je in shock en brengen mensen je eten, bellen ze vaak. Na een tijdje verwacht de omgeving dat je er overheen bent. Voor veel vrouwen was de tegemoetkoming aan die verwachting onmogelijk. Daarom begint mijn roman ook twee jaar na Peters dood.

Clarissa uit ‘Waar niemand is’ gelooft dat wie rouwt een scherpere kijk heeft op de dingen. Hoe denkt u daarover?

Voor zover ik weet heeft ze gelijk. Ik heb mijn echtgenoot of mijn kinderen gelukkig niet verloren, maar onlangs stierven er twee goede vrienden en hun dood deed me naar de wereld kijken met een onbezoedelde blik. Je ziet de essentie, de kern van de dingen.

De personages moeten vaak moeilijke keuzes maken, hun ethische dilemma’s zijn complex. Maken ze de keuzes die u zou maken?

Nee, helemaal niet. Ik denk dat mijn beslissingen anders zouden zijn. Romans zijn geen zelfhulpboeken, ze bevatten geen voorschriften voor het leven. In mijn romans schrijf ik over mijn angsten. Als jonge moeder denk ik veel na over de relatie met mijn kinderen. De gedachte dat je kan vervreemden van je kinderen, vind ik angstaanjagend. Wat voor moeder zal ik zijn wanneer ze ouder worden?, vraag ik me af. Het moederschap is momenteel een hot issue in de V.S. Het boek ‘Battle Hymn of the Tiger Mother’ van Amy Chua, waarin ze een heel strenge aanpak beschrijft, was zeer controversieel. Ik heb dat boek niet gelezen, wel de opiniestukken erover. Het enige ‘moederboek’ dat ik ooit las was er één van Dr. Spock. Ik onthield vooral zijn leuze ‘je weet meer dan je denkt’, een leuze die ik mezelf in herinnering breng wanneer ik begin aan een nieuwe roman.

Yvonne heeft moederlijke gevoelens voor de jongen die ze op het strand in Turkije ontmoet. Gedraagt ze zich ook als een geliefde?

Het is ingewikkeld. Eén van mijn redacteuren wilde dat ik de jongen ouder maakte zodat er sprake kon zijn van een meer expliciete seksuele spanning. Dat wilde ik niet. Ik wilde een moeder-kinddynamiek met een heel subtiele hint dat er meer gaande was.

In al uw romans vertrekken de vrouwelijke hoofdpersonages op reis. De lezer vraagt zich soms af of hun routes metaforisch zijn. U ook?

Voor mij gaan ze echt op reis. De lezer mag er natuurlijk van denken wat hij of zij wil. Er zijn twee basispremissen voor de roman: de vreemdeling die ergens aanklopt en de man of vrouw die een lange reis maakt. Ik hou meer van de tweede omdat je veel te weten komt over een personage dat uit zijn natuurlijke omgeving is weggerukt. Ik hou heel veel van reizen. Had ik geen kinderen, dan zou ik meer reizen. Dave en ik hadden ooit het plan om telkens drie maanden in een land te wonen en dan te verhuizen. We verbleven drie maanden in Nieuw-Zeeland en drie in Costa Rica maar vonden het toch niet ideaal. We kenden er niemand en voelden ons wat ontheemd. Wanneer de kinderen ouder zijn, wil ik graag meer reizen en dan nemen we hen mee.

Was dit een roman met veel verrassingen voor u?

Eigenlijk brengt elke roman verrassingen mee want ik plan weinig. Meestal kom ik vast te zitten in het midden van een boek. Bij ‘Waar niemand is’ gebeurde dat en diende ik voor de derde keer naar Scandinavië te reizen om letterlijk in de voetsporen van mijn personage te treden. In het midden van ‘De minnaars’ wist evenmin hoe het verder moest. Ik herlas E.M.Forsters ‘A Passage to India’ en de beroemde grotscène uit dat boek inspireerde me. Het leek me een goed idee om Yvonne in een dergelijke grot terecht te laten komen, een fysieke gevangenis die symbool staat voor haar emotionele gevangenschap. Ik was zeven en een halve maand zwanger toen ik Forster herlas. Ik legde het boek neer en boekte meteen de reis want ik had geen tijd te verliezen. Toen ik naar het beroemde Turkse grottendistrict Cappadocia reisde, viel alles op zijn plaats.
Behalve uit Forster haalde ik inspiratie uit ‘The Sheltering Sky’ van Paul Bowles en ‘The Comfort of Strangers’ van Ian McEwan. Al die romans gaan over mensen die in het buitenland iets dramatisch meemaken. ‘L’Etranger’ van Camus beïnvloedde de afstandelijke toon van mijn boek. Ik vond het interessant om te lezen hoe Camus het strand op zoveel verschillende manieren beschrijft. Camus herinnerde me eraan om alle zintuigen in te zetten bij de beschrijvingen van zand en water.

Elk van uw romans bevat een gewelduitbarsting. Heeft u enig idee waarom?

Ik schrijf over vrouwen die alleen reizen en in sommige landen kan dat niet zonder dat er een sfeer van dreiging in de lucht hangt. Meer kan ik daar niet over zeggen, ik weet zelf niet goed waarom dat steeds terugkeert. Ik ben overigens niet uitsluitend geïnteresseerd in het geweld zelf maar in de manier waarop de vrouwen reageren. In mijn debuut is de context lichtvoetiger, er zit meer humor in. De boeken worden steeds serieuzer en ik vind het belangrijk dat ze allemaal – hoe zwaar de thematiek ook is – humor bevatten, al heb ik de neiging om te overdrijven. Toen ik ‘Waar niemand is‘ schreef, hing ik een post-it boven mijn werktafel met de woorden ‘Can not be funny’. Ik was geneigd om Clarissa sarcastische opmerkingen te laten maken maar dat paste niet, na de gruwelijke ontdekkingen die ze deed. Voor mij was het moeilijk om die ernst op te houden. Als mijn personages al iets met mij gemeen hebben, dan is het hun gevoel voor lichtsarcastische humor.

Heeft San Francisco u gevormd als schrijver?

De stad was me al vertrouwd als kind. Ik had een buspas en reisde heel wat af, het was mijn universum. Ik las veel toen ik jong was. Ik herinner me een actie van de bib waarbij je per pagina die je las een cent kreeg en dat motiveerde me enorm. De bib speelde een enorme rol in mijn kinderjaren. We gingen er elke woensdag heen en de bibliothecaresse gaf me altijd de nieuwste aanwinsten mee. Mijn vader was een antiekverzamelaar en ik las zijn mooie exemplaren van Somerset Maugham en Ernest Hemmingway. We hebben geen winters in San Francisco, wel erg lange regenseizoenen dus ik had veel leesvoer nodig. Als kind was ik een pathologische leugenaar. Ik verzon voortdurend leugens die ik rondvertelde. Toen ik ontdekte dat je dit soort verzinsels ‘fictie’ noemt, ging er een wereld voor me open. Je kreeg geen uitbrander wanneer je je verzinsels ‘fictie’ noemt. Je kreeg er zelfs lof voor en dus ging ik verhalen neerschrijven, heel vroeg al.
Ik heb nauwelijks geschreven over San Francisco want het is moeilijk om te schrijven over de plek waar ik woon. Ik hou van de stad maar zit er te dicht op. Wanneer ik een idee heb voor een boek wil ik niet beïnvloed worden door het dagdagelijkse. Als ik over San Francisco zou schrijven, zou ik de neiging hebben om alles wat ik op straat zie in het boek te stoppen. Dat wil ik niet, een roman is geen vuilnisbak die je volpropt met willekeurige toevalligheden. Wanneer ik schrijf selecteer ik heel streng. De passages over het hoge Noorden in ‘Waar niemand is’ heb ik geschreven toen ik op een warm strand zat in Turkije. Die afstand werkt, ik schrijf niet graag over de onmiddellijke werkelijkheid die me omringt. Ik gebruik de foto’s die ik nam toen ik in Noord-Europa was en de beschrijvingen van het ijs en de sneeuw die ik in mijn notitieboek maakte. Ik hield zelfs een ‘luchtdagboek’ bij toen ik in Zweden was, waarin ik op elk uur de lucht beschreef.

U bent redacteur bij het literaire tijdschrift The Believer. Wat maakt dit tijdschrift zo bijzonder volgens u?

In 2003 heb ik The Believer opgericht met twee medestudenten van op Columbia. Het magazine bestaat nu acht jaar, we hebben negen nummers per jaar. Elk jaar hebben we drie specials: muziek, kunst en film. We hebben geen advertenties en er is niemand die ons vertelt hoe lang de interviews mogen zijn. We besteden aandacht aan de boeken die we zelf de moeite vinden en brengen geen negatieve kritieken. Ik vind het zinvoller om ruimte te geven aan boeken die je als redacteur boeiend vindt. Waarom zou je je blad volproppen met negatieve recensies? We maken ook ruimte voor debutanten en voor uitgaven van onafhankelijke boekhandels die elders niet veel aandacht krijgen. Soms brengen we een vertaling uit van een Europese schrijver, maar dat blijkt een moeilijk en duur proces. Ik wou dat er meer geld voor was want Amerikanen lezen haast nooit vertaald werk.

Recensie:
Sinds de dood van haar echtgenoot leeft Yvonne opgesloten in een bolster die niemand kan binnendringen, zelfs niet haar tweeling, Matthew en Aurelia. Nadat geschiedenislerares Yvonne twee keer dezelfde les over Oliver Cromwell aan een klas gaf, verplicht het schoolhoofd haar om er tussenuit te gaan. ‘Geschiedenis was een troost – het ging niet over haar,’ schrijft Vida over de afstandelijke, ontwijkende Yvonne. Als jonge vrouw had ze gehouden van het avontuur en Yvonne vraagt zich af wat er nog over is van de pasgehuwde die dertig jaar eerder door Italië danste. Vida is karig met woorden en beelden. ‘De minnaars’ is dan ook geen roman voor wie hoopt op veel exotische details over Turkije. Die details zijn er wel maar ze verbeelden vooral Yvonnes innerlijke landschap of staan ermee in contrast. ‘De minnaars’ is het derde deel van Vida’s triptiek over kwaadheid, herinnering en verdriet. Net als in ‘And Now You Can Go’ en ‘Waar niemand is’ gaat het vrouwelijke hoofdpersonage na een gewelddadige gebeurtenis – Peter stierf bij een ongeval – op een fysieke én innerlijke reis. Aan het eind van de roman gebeurt er iets gruwelijks waardoor Yvonne ontspoort. Die afwikkeling gaat nogal bruusk en snel. Het laatste beeld is dan weer krachtig en past helemaal binnen deze roman over ouderschap, de chemie van lange huwelijken en de seksualiteit van een niet zo jonge vrouw. ‘De minnaars’ is een stille roman waarin de spanning geleidelijk aan oploopt en waarin Vida Yvonnes nerveuze route door de villa en door Datça, afwisselt met flashbacks over Peter en de kinderen. De taal is glashelder, sober. (Kathy Mathys)
***
Vendela Vida – De minaars – vertaald door Mechteld Jansen – Meulenhoff – 223 blz. – 18.95 € – oorspronkelijke titel: The Lovers.