Colson Whitehead interview (De Standaard)

Gestolen lichamen op gestolen land

 

‘De ondergrondse spoorweg’ begint als een traditionele slavenroman maar verandert gaandeweg in een enerverende en verbijsterende rit door Amerika’s geschiedenis. Colson Whitehead geeft tekst en uitleg.

 

Kathy Mathys

 

We ontmoeten elkaar op de dag van de inauguratie van Donald Trump, een gebeurtenis die Whitehead aan zich laat voorbijgaan. De schrijver zou vorige zomer met een nieuwe roman beginnen, maar het succes van Trump en diens verkiezing in november bedrukten hem danig dat Whitehead nog steeds niet is begonnen.

‘Wanneer ik vandaag kijk naar mijn Twitter feed heb ik het gevoel dat het land is gestorven, zo deprimerend zijn de updates.’ Whitehead laat een hoge lach horen die vaak zal weerklinken tijdens het interview. Het is zijn reactie op de absurditeit. ‘Vlak na de verkiezingen was ik er zeker van dat er oorlog zou komen. Nu ben ik iets hoopvoller. Ik verwacht dat Trump binnen de twee jaar een gigantische fout begaat en wordt afgezet.’

Whitehead schreef eerder zes in het Nederlands vertaalde boeken en breekt nu door met ‘De ondergrondse spoorweg’ dat niet enkel de National Book Award won, maar ook kon rekenen op lof van Barack Obama en Oprah Winfrey. Laatstgenoemde selecteerde het voor haar boekenclub.

 

‘De ondergrondse spoorweg’ begint als een klassieke vertelling die zich afspeelt op een plantage in Georgia, in het midden van de negentiende eeuw. De Randalls zijn sadistische slavenhouders, ze produceren katoen en willen steeds meer winst. Voor de slaven is het leven zowel routineus als onvoorspelbaar. Een kind kan zomaar worden verkocht, een werkkracht kan zomaar worden afgeranseld. ‘Er waren geen wetten buiten de wetten die dagelijks werden herschreven,’ stelt Whitehead.

Cora is een ‘loslopertje’, een jonge vrouw van wie de ouders zich niet langer op de plantage bevinden. Haar moeder is gevlucht, jaren geleden. Ook Cora vlucht. Ze maakt daartoe gebruik van de ondergrondse spoorweg. Het bijzondere van deze roman is dat Whitehead de ondergrondse spoorweg, zoals het netwerk dat slaven hielp vluchten naar het noorden werd genoemd, letterlijk tot leven laat komen. Cora en Caesar stappen op de trein in Georgia en komen uit in Zuid-Carolina. De stations van het treinnetwerk bevinden zich onder huizen van abolitionisten.

‘Het boek ontstond met dat idee. Zestien jaar liep ik ermee rond en vroeg ik me af of ik er goed aan deed om mij te verdiepen in de duistere Amerikaanse geschiedenis. Ik was bang dat ik niet voldoende in huis had, als schrijver. Verder maakte ik me ook zorgen om mijn emotionele gezondheid. Ik wist dat het zwaar zou worden. In de tussentijd schreef ik andere romans.’

 

Whitehead speelde met verschillende ideeën, toen hij besloot tot een echt treinstel. Met grote aandacht herlas hij David Mitchells ‘Wolkenatlas’, hij vroeg zich af of Cora, die steeds verder reist en dus op andere plekken terechtkomt, ook diende te reizen in de tijd. Nu hij de banen van het realisme had verlaten, kon hij net zo goed helemaal los gaan.

‘Ik wist dat ik de historische chronologie wilde omgooien. Het was alleen zoeken naar de juiste manier. Ik overwoog eerst om sommige delen in de verre toekomst te situeren. In Zuid-Carolina valt Cora bijna ten prooi aan eugenetische experimenten. Die vonden nog niet plaats in 1850, maar pas veel later. Uiteindelijk vond ik dat idee te sciencefiction-achtig.

Nu speelt alles in 1850, ook de gebeurtenissen die op andere momenten plaatsvonden. Het boek wordt op die manier een allegorie, het is geen letterlijke historische roman. 1850 leek me geschikt omdat de Burgeroorlog dan nog niet heeft plaatsgevonden en omdat de katoenindustrie dan op volle toeren draait. In die tijd liet de Fugitive Slave Act toe dat er jacht kon worden gemaakt op ontsnapte slaven.’

 

Als ‘Wolkenatlas’ niet dienst kon doen als richtingaanwijzer, waren er dan andere titels die ‘De ondergrondse spoorweg’ hebben beïnvloed?

 

‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Márquez en vooral ‘Gullivers reizen’ van ‘Jonathan Swift. Cora legt een weg af die vergelijkbaar is met die van het hoofdpersonage uit dat laatste boek. Ze komt telkens in een wereld terecht die haar verbaast. In Zuid-Carolina lijkt het erop dat zwarten welkom zijn, artsen gebruiken ze echter voor medische experimenten. In Noord-Carolina zijn zwarten uit het straatbeeld geweerd, verbannen. Cora ziet wel dode zwarten hangen aan de takken van de bomen. De keuze van de staatnamen is willekeurig. Zoals ik al zei heb ik gespeeld met de historische feiten. Het stuk in Tennessee had net zo goed in Kentucky kunnen plaatsvinden.

Ik had meteen de juiste toon te pakken toen ik begon te schrijven. De taal is eenvoudiger en minder uitbundig dan in mijn andere werk. Ik vond de wreedheden al gruwelijk genoeg, ik hoefde geen uitzinnige metaforen te verzinnen. Ik wilde de gebeurtenissen op een ietwat afstandelijke manier brengen, zonder er al te veel drama aan toe te voegen.’

 

Wat heeft u tijdens die zestien jaar onderzocht?

 

Ik heb enkele maanden intensief aan research gedaan en dan ben ik er mee opgehouden. Op de universiteit had ik een college gevolgd over wetenschappelijk racisme. Het is dus niet zo dat ik met helemaal niets begon. Het meeste wist ik al, behalve kleine details, dat slavenkinderen pas kleren kregen wanneer ze zes jaar oud waren, bijvoorbeeld. Wel keek ik met andere ogen dan vroeger. Als universiteitsstudent raakten de gebeurtenissen me minder. Nu ben ik vader en dan lees je de geschiedenis op een andere manier.

In de jaren 1930 zijn veel voormalige slaven geïnterviewd over hun ervaringen. Die mondelinge geschiedenissen hebben me geholpen. Velen spraken op een manier die je onaangedaan zou kunnen noemen, bijna zakelijk. Dat heeft de vertelstem in mijn boek mede bepaald.

De research deed me voor het eerst nadenken over mijn voorgeschiedenis. Ik ken de details niet. De familie van mijn moeder heeft lange tijd in Virginia gewoond, weten we. De ouders van mijn vader komen uit een niet nader bekende plek in Afrika. Ze hebben op een plantage gewerkt maar ik ken hun namen niet en weet niet in welke staat ze terechtgekomen zijn. Ik heb me hun levens proberen voor te stellen, dat was moeilijk. De schaal waarop de wreedheden zijn gepleegd, vind ik nog steeds nauwelijks te bevatten.

 

Zijn er momenten geweest waarop het u te veel werd?

 

Niet tijdens het beluisteren van de orale geschiedenissen, wel toen ik ’12 Years a Slave’ probeerde te bekijken. Ik kon er niet tegen, heb de film nooit volledig gezien. Het was me te plastisch. Met mijn eigen verhaal had ik minder last, de vertelstem zorgde ervoor dat ik afstand kon bewaren.

 

Machinerie

 

Whitehead laat het slavernijsysteem zien als een niet te stuiten machine. Zwarten zijn beesten die sterk gebroed dienen voort te brengen. De schrijver toont hoe iedereen betrokken is bij het systeem. Cora wordt achternagezeten door Ridgeway, een slavenjager wiens vader werkt als smid. ‘Smeden maakten de nagels voor de huizenbouw langs de katoenroute, ze maakten de kettingen, de geweren. Iedereen was betrokken, ook de journalisten die berichten publiceerden over weggelopen slaven.’

 

U stelt vragen bij de manier waarop landen omgaan met hun nationale geschiedenis. Na haar bevrijding speelt Cora de rol van slaaf in een tentoonstelling. De details kloppen niet, vindt ze. Is er nog steeds sprake van een dergelijke romantisering?

 

Soms wel, denk maar aan bepaalde films en tv-series die worden gemaakt over de goede blanke meester en zijn trouwe slaaf. In Liverpool is er een museum waar je aan den lijve kan ondervinden hoe het was om slaaf te zijn. Je wordt een donkere, benepen ruimte binnengebracht en dan zie je acteurs die live de horror naspelen. Ik vraag me af of dat de juiste manier is.

Er kunnen wat mij betreft niet genoeg verhalen verteld worden over de slavernij. Soms hoor je mensen wel eens roepen dat er al te veel boeken over verschenen zijn. Die reactie verbijstert me. Het is toch niet omdat er vorig jaar een nieuwe versie was van de serie ‘Roots’ dat we zijn uitverteld?

 

In hoeverre is Amerika in staat om naar zijn verleden te kijken?

 

Totaal niet. Mensen kijken liever weg, maar Amerika vormt op dat vlak geen uitzondering. Ook Europa staat liever niet stil bij zijn geschiedenis. Ik hoop dat mijn roman mensen laat nadenken over hun voorouders en hun verleden. In die zin is het niet enkel een boek over slavernij maar ook over wat het betekent om Amerikaan te zijn. Ik schrijf over het begin, over hoe het land vorm heeft gekregen. Daarom gaat het ook over de indianen en over wat hen is aangedaan. Een van de personages merkt op dat Amerika een gestolen land is dat bewerkt wordt door gestolen lichamen. Dat is een observatie waarin ik me kan vinden.

 

U beschrijft blanken die bang zijn voor de veiligheid van hun vrouwen en kinderen, op plekken waar zwarten vrij rondlopen. Dat doet denken aan sommige reacties op de komst van vluchtelingen naar Europa. In hoeverre heeft de actualiteit u beïnvloed?

 

Ik was me natuurlijk bewust van wat er speelde, ook in Amerika, waar ongezien veel incidenten waren met zwarten en blanken politie. De retoriek van de slavenhouders in Noord-Carolina weerklinkt in sommige delen van de VS helaas meer dan ooit. Maar voor mij was het allemaal niets nieuws. Sinds mijn tienerjaren heb ik gemerkt dat er af en toe wat meer media-aandacht is voor het geweld tegen zwarten, daarna ebt die aandacht weer weg. Zo gaat het al decennia lang, ik ben het gewend en het heeft me weinig beïnvloed.

 

In één van uw vorige romans ‘Sag Harbor’ schrijft u over een zwarte jongen die, net als u,  opgroeide op een school met vooral blanke kinderen. Was u een buitenstaander?

 

Zeker, maar niet omdat ik zwart ben, wel omdat ik een echte nerd was. Ik luisterde naar Siouxsie and the Banshees, was verzot op horrorfilms en sciencefiction. Ik paste niet binnen het plaatje. Mijn lees- en kijkervaringen als kind en puber hebben me sterk gevormd. Zo heb ik een roman geschreven over zombies, ‘Zone One’. Niet al mijn boeken zijn even serieus. Ik vind mezelf telkens opnieuw uit, daarom is het ook zo moeilijk om een lezerspubliek vast te houden.

 

****

 

Colson Whitehead – De ondergrondse spoorweg – vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema – Atlas contact – 347 blz.

 

Klassieker:

 

In ‘De ondergrondse spoorweg’ ruilt Whitehead zijn uitbundige, meanderende vertelmodus in voor een gedempter stemgeluid. Niet dat het proza in zijn jongste roman muisgrijs kleurt, verre van. Slaven verdubbelen hun inspanningen ‘als in een woeste golf’; een gezicht is als ‘een knoest die (…) opbolde uit een korte, zweterige boomstam’. Verder lees je zinnen als deze: ‘De slaven gingen opzij (voor de blanken, KM), berekenend welke afstand de juiste mate van angst en respect uitdrukte.’ Hieruit spreekt distantie en die is er ook in een roman die zoveel gruwelen bevat dat tranen overbodig zijn. Cora is bovendien te uitgeput voor emotioneel vertoon. Het is met kleine, stille zinnen dat Whitehead de lezer overrompelt. Zo schrijft hij over de getraumatiseerde, vrijgekomen slaven: ‘De plantage leefde in hen.’

Vanaf het moment dat Cora op het eerste treinperron staat, weet je dat dit niet de reis wordt die je verwacht. Het treinidee werkt en laat Whitehead toe om zijn personage door de geschiedenis te laten reizen zonder dat de schrijver de spelregels van de historische roman dient te respecteren. Net doordat de gebeurtenissen losgekoppeld zijn van de correcte chronologie doet dit boek ook denken aan de wereld van nu, aan de manier waarop ras en stand nog steeds verdelen. ‘De ondergrondse spoorweg’ is nu al een klassieker. (KM)