David Mitchell – Tijdmeters (De Standaard)

Tegen de klok
Als steeds heeft David Mitchell grote ambities. In Tijdmetersslaagt hij er half in om die waar te maken.
Kathy Mathys
Verhalen ontstaan uit het leven, uit de verbeelding, ja, maar het zijn geen weeskinderen. Elk verhaal heeft voorouders, de victoriaanse roman in het geval van Sarah Waters’ vertellingen, bijvoorbeeld. David Mitchells verhalen hebben niet enkel een rits ooms en tantes, ze zijn ook innig met elkaar verstrengeld. In Tijdmeters komen personages voor die we tegenkwamen in Wolkenatlas of in De niet verhoorde gebeden van Jacob de zoet. Mitchells verhalen houden nooit op, uit het een vloeit het andere voort. Laat dit gegeven, dat niets ooit stopt en dat de dingen blijven voortduren, nu het centrale gegeven zijn van Tijdmeters, een roman die qua vorm en ambitie doet denken aan Mitchells voorlopige meesterstuk Wolkenatlas.
Tijdmeters bestaat uit zes delen, het eerste speelt in 1984 het laatste in 2043. In het eerste weerklinkt de onbezonnen, dolverliefde stem van Holly Sykes, cafédochter, fan van The Talking Heads en liefje van een veel oudere klootzak die, dat voel je, haar dra zal dumpen. Mitchell vangt haar manier van praten, de tijdsgeest. Oer-Engels is de textuur van dit deel, met verwijzingen naar fish and chips. Maar Mitchell houdt altijd het hele universum in het vizier. De van huis weggelopen Holly staat op het punt de grote wereld te ontdekken. In Holly’s deel gebeuren er bizarre dingen, het kind is paranormaal begaafd, haar broer verdwijnt. Toch lezen de eerste vier delen grotendeels als realistische fictie. Pas in deel vijf gooit Mitchell de fantasy-sluizen open. Behalve in 2043 en in 1984 dus, horen we andere vertellers dan Holly, zij komt wel in elk verhaal voor.
Hugo Lamb, verteller in deel twee, schittert in een parodie op de campusroman. Dit Cambridge-heerschap schrijft essays over  Ronald Reagan, filosofeert met zijn vrienden over macht en over het gegeven dat hoeveel geld een mens ook bezit de kans groot is dat je in eenzaamheid sterft. Deel drie voert ons recht in het hart van Holly’s gezin. Haar man, een oorlogsjournalist die verslaafd is aan de gevarenzone, krijgt daarin het woord. In het grappige vierde deel ontmoeten we een schrijver die er niet langer in slaagt om volle zalen te trekken en die vriendschap sluit met Holly, schrijfster van esoterische bestsellers.
Gemengd
Mitchell is een rasverteller, dat laat hij andermaal zien. Het gemak waarmee hij een nieuwe verhaallijn aanzwengelt is indrukwekkend, niemand die hem op dat vlak iets kan leren. Stilistisch is hij de man van de originele metafoor. De Cambridgestudent en de schrijver, die zowel doet denken aan Mitchell zelf als aan Martin Amis, zijn geschikte kanalen voor deze woordtovenarij. Meestal gaat het goed – ‘francofone buiginkjes in haar zachte stem’, ‘De vochtige lucht strijkt langs mijn voorhoofd als een verfrissend doekje in de business class.’ -, een andere keer slaat hij de plank mis: ‘Zijn handdruk is een knokige greep, als die van een UFO-jager.’
Waarover gaat Tijdmeters? Sterfelijkheid, ouderliefde, het mechanisme van macht, de trucs die de Tijd met ons uithaalt, onze bezorgdheid om het onmiddellijke nageslacht, niet om het mensenras an sich. Mitchells engagement spreekt het meest uit de laatste episode die in een post-apocalyptische toekomst speelt. De thema’s zijn belangwekkend, alleen werkt Mitchell niet alles even grondig uit. Je merkt dat hij zijn uiterste best doet om de personages vlees op de botten te geven. Toch zijn ze op psychologisch vlak niet erg memorabel. Dat deert niet voor een bijrol, wel voor Holly. Je zou kunnen zeggen dat Mitchell zoveel doet in zijn romans dat karakterontwikkeling ondergeschikt wordt. Toch mikt hij wel degelijk op emotionele vervoering van de lezer en laat hij zijn hoofdpersonage op dramatische en intieme momenten zien, met wisselend succes.
En dan is er deel vijf, een fantasy-achtige episode van ruim honderd bladzijden over de strijd tussen de Chronometristen en de Anachoreten. De eersten verplaatsen hun ziel van overleden lichaam naar overleden lichaam en leven zo eeuwenlang, de tweede groep doodt om het eeuwige leven te verkrijgen. Het duurt te lang, dit deel, er worden teveel achtergrondverhalen opgedist en voor mij was het moeilijk om te lezen over chakraogen zonder aan het magazine Happinezte denken. Op zich staat het vijfde luik niet los van de rest. Mitchell vraagt zich af wat er van ons overblijft na de dood. Wat geven we door? Wie herinnert zich ons? Thematisch is er dus een verband, alleen jammer dat je als lezer zoveel onmogelijke zinnen moet slikken. Een voorbeeld: ‘Het magnesiumlicht van het psychoduel wordt te fel om in te kijken, zodat ik alleen met mijn chakra-oog zie dat de lange tafel drie meter de lucht in stijgt (…)’. Het probleem is niet dat Mitchell realisme en fantasymet elkaar vermengt, dat deed hij tenslotte ook in Wolkenatlas. Het probleem is dat het fantasy-deel te saai is.
Gemengde gevoelens dus bij deze nieuwe roman die zowel de onmiskenbare talenten van David Mitchell laat zien als zijn zwakke punten blootlegt.
***
David Mitchell – Tijdmeters – vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema – Nieuw Amsterdam uitgevers – 591 blz. – oorspronkelijke titel: The Bone Clocks.