Don Delillo – Nulpunt (De Standaard)

56de593d4e8f25.04690260Het eeuwige leven

 

Delillo blijft op vertrouwd terrein in ‘Nulpunt’, een roman die vooral in het tweede deel weet te begeesteren.

 

Kathy Mathys

 

Op een van de eerste bladzijden van Don Delillo’s vorige roman ‘Het punt Omega’ lezen we dat het echte leven plaatsvindt ‘als we alleen zijn, denkend, voelend, verzonken in herinneringen, in dromerige zelfbespiegelingen, de submicroscopische momenten’. Artis, een van de personages uit Delillo’s nieuwe roman, getuigt over een dergelijk moment. Ze denkt aan de waterdruppel die ze twintig jaar geleden van het douchegordijn zag rollen. Zo intens is deze herinnering dat Artis er dagen mee kan vullen. Delillo’s personages hunkeren naar onbewaakte momenten van echte beleving, meestal slagen ze er niet in om zich over te geven. Ze zijn behoedzaam, analyseren het leven tot op het punt dat ze een buitenstaander worden.

Jeffrey Lockhart, ik-verteller in ‘Nulpunt’, is zo iemand die zich afvraagt waarom de geest doet wat hij doet. Hij glipt van de ene baan in de andere, gaat vage relaties aan. Hij tracht het leven te decoderen, zoekt houvast in woorden en namen, al kunnen die ook een muur optrekken rond het ding waarnaar ze verwijzen.

In de eerste regel al introduceert Delillo de thematiek: ‘Iedereen wil zich het einde van de wereld toe-eigenen.’ De woorden komen uit de mond van Ross Lockhart, Jeffrey’s vader, een miljonair die zijn fortuin vergaarde met de analyse van het winsteffect van natuurrampen. Kunnen we ons levenseinde orkestreren, het leven eindeloos verlengen? Daarover gaat het hier.

Vader en zoon zijn vervreemd van elkaar sinds de vader het gezin verliet. Jeffrey probeert zijn puberteit beter te begrijpen, de relatie met zijn moeder, afwezige vader. De roman begint in de buurt van Bishkek, hoofdstad van Kirgizië, in een woestijnachtig gebied waar aan cryogene suspensie wordt gedaan. Zieken en klinisch doden worden er ingevroren in vloeibaar stikstof in de veronderstelling dat hun lichamen intact blijven en in de toekomst behandeld kunnen worden.

Artis, Jeffrey’s stiefmoeder, lijdt aan MS en zij kiest voor cryonisme. Ross wil de procedure ook ondergaan, al is hij kerngezond. Op afdeling Zero K (de Engelstalige titel van de roman) worden gezonde mensen ingevroren.

 

Zonder geschiedenis

 

Het eerste deel speelt zich af in een onbezield binnenlandschap. Delillo beschrijft lange gangen met pastelkleurige deuren, nergens zijn er ramen, er staan akelige mannequinpoppen in het complex. Op schermen is een vertraagde, geluidloze beeldenstroom te zien. Geweld, wateroverlast, modderstromen: het zijn taferelen die we kennen van het nieuws maar door de vertraging gaan we anders kijken.

Het is niet makkelijk om meegenomen te worden door dit eerste deel dat met name bestaat uit lange, gedragen dialogen. Personages laten zich dingen ontvallen als ‘Het is een idee dat nu het punt van algehele verwezenlijking nadert.’ Sommige buitenlandse media gewagen van de bijzondere status van Delillo wiens boeken we beter niet kunnen beoordelen op plot, dialogen, dat soort dingen. Bij Delillo draait het namelijk om de taal, de visionaire ideeën. Zeker, taal en ideeën vormen de kern en toch schrijft de Amerikaanse auteur verhalen over mensen in echte huizen en echte steden. Hij schrijft geen parabels of allegorieën, genres waarin dergelijke dialogen beter zouden passen.

Delillo roept bij monde van zijn verteller vragen op over de dood, de geschiedenis, de tijd. De proefpersonen menen zich te kunnen onttrekken aan de tijd, aan de stempel van de geschiedenis. Een andere belangrijke vraag is die naar wat ons uniek maakt. Zijn het herinneringen, tics, gedachten? In het tweede deel, gesitueerd in New York, ligt de focus op Jeffrey’s zoektocht naar identiteit. Hij krijgt een relatie met een vrouw die de zorg draagt voor een problematisch adoptiekind. En zoals altijd bij Delillo gaat het over hoe technologie onze levens vormt, over de impact van terreur, van mondiale verschuivingen.

Deel twee en drie bieden een intensere leeservaring dan het begin. Het slot blijft nagalmen en laat zich niet snel duiden. De taal van Delillo intrigeert, verwondert, al bereikt hij hier niet het stilistische niveau van bijvoorbeeld ‘Het punt Omega’, waarin geen woord te veel staat.

Deze roman past helemaal in de zogenaamde ‘late periode’ van Delillo die na ‘Onderwereld’ dunnere, elliptische boeken ging schrijven. Toch doet ‘Nulpunt’ ook denken aan ‘Witte ruis’ waarin een man en zijn echtgenote converseren over wie van hen nu het best eerst kan sterven.

DeLillo-adepten mogen dit boek sowieso niet missen. Wie nog nooit iets last van de Amerikaanse schrijver kan beter ‘Witte ruis’ lezen, ‘De namen’ of ‘Het punt Omega’.

 

***

 

Don Delillo – Nulpunt – vertaald door Jan Fasteneau – Ambo Anthos –