Essay: verblijf in Roland Holsthuis (De Standaard)

Plattegrond van een schrijfverblijf/    Lees hier de krantenvesie:  Holstverblijf 1Holstverblijf 2

 

Kathy Mathys verbleef een maand lang in het Roland Holsthuis in Bergen om er te werken aan een roman. Dit is een verslag van haar micro-avonturen.

 

  1. Aankomst

 

Kijk hoe het huis zich schuilhoudt in het groen. Open het hekje en luister: het klinkt als een dinosauriër op ruste. Loop het pad op, langs de rozen, naar de achterkant van het huis. Sla de hoek om. Ga zitten op het bankje bij de keukendeur. Luister naar de vogels, naar het ruisen van de wind. Steek de sleutel in het slot en ga naar binnen.

 

  1. Keuken

 

Een vriend die het huis ooit bezocht, waarschuwde me: ‘De keuken is niets bijzonder, hoor, gewoon van IKEA. Neem een gezellig lampje mee. Er is TL-licht.’ Het lampje ben ik vergeten, wanneer ik begin juli het voormalige huis van dichter Roland Holst binnenga. Ik mag er een maand lang schrijven. Mijn man helpt me met sjouwen. Ik heb mijn yogamat bij, mijn eigen hoofdkussen, schrijfspullen, kleren. En stapels boeken: meditaties van Marcus Aurelius, klassiekers van Edith Wharton, Mary Karr, Siri Hustvedt. Een handvol young adult-boeken. Ik ben blijkbaar heel wat van plan.

Op een foto die boven hangt, staat de dichter in de keuken. Hij roert in een pannetje, draagt een kostuum, kijkt ernstig. Hij diende het te stellen met een gaspitje. Geen IKEA-luxe voor Holst. Wel had de man een kaasrasp en een aardappelstamper. Kreeg hij daar ideeën voor zijn poëzie?

Mijn schrijfdagen beginnen in elk geval in de keuken, met roeren in een pan met havermout. Daar komt het hoofd op gang, worden de eerste draden van de dag gesponnen.

 

  1. Woonkamer

 

Vlak voor vertrek dronk ik koffie met Patricia Jozef. Ze vroeg zich af hoe het zou zijn om te werken in een huis waar zoveel anderen hebben geschreven. ‘Mijn gedachten zouden al snel naar al die achtergelaten sporen in zo’n schrijvershuis gaan, denk ik,’ zei ze. Ik moet aan haar opmerking denken wanneer ik voor de kast in de woonkamer sta met daarin de boeken van schrijvers die hier eerder verbleven. Ik trek er af en toe een van de plank, lees een gedicht van Hester Knibbe, een bladzijde uit een band met verzameld proza van Anneke Brassinga. In het gastenboek schreef een van mijn voorgangers dat de gedachte aan al die andere schrijvers hem telkens overviel tijdens het douchen.

Lang duurt mijn onwennigheid niet. Na drie dagen klinkt het geluid van mijn voetstappen niet langer vreemd. Toch heb ik meer blauwe plekken dan anders, loop ik tegen tafels en kasten aan.

Op de werkkamer boven hangen foto’s van de woonkamer vroeger. Op een ervan schenkt Holst Lucebert een borrel in. Op een andere ligt hij languit op de bank te slapen of te dagdromen. Het huis was veel voller. Overal lagen boeken, tapijten. Bij het grote raam stond een vaas met katjes. Holst schreef dat zijn huis aanvoelde als een tweede huid. Ik geloof het zo, wanneer ik naar de oude foto’s kijk.

 

  1. Werkkamer

 

Een nis, groter is de kamer op de eerste verdieping niet. Ze is ingericht als mini-museum over Holst. Ik verplaats de tafel zodat ik zicht heb op de bomen in plaats van op de foto’s. Ook andere stoorzenders berg ik op. In deze cel zal ik een maand werken. Ik sluit vriendschap met de duif die, aangeslagen door de toenemende hitte, van het dak naar een boom vliegt. Vroeger kon je de duinen bij Bergen aan Zee zien vanuit het raam, zo lees ik in ‘Mijn tweede huid. De geschiedenis van A. Roland Holst en zijn huis’ van Jan van der Vegt. Nu zijn er daken, bomen in de verte.

In ‘Dagelijkse rituelen’ van Mason Currey vertelt Martin Amis dat hij ’s ochtends schrijft van elf tot een. De meeste kunstenaars zijn volgens hem tevreden met twee uur van geconcentreerd werken. Ik maak er drie van, soms vier, heel uitzonderlijk vijf. De rest van de dag is voor activiteiten die op een of andere manier verband houden met het schrijfproces: research, freewriten, brieven schrijven, wandelen, mediteren, films kijken, fietsen en lezen. En WK kijken natuurlijk, al heeft dat met schrijven niets te maken.

 

  1. Tuin

 

Op een van de ochtenden komt de tuinman langs. Hij besproeit het groen en gaat vervolgens roken op het bankje bij de keuken. Nooit eerder heeft hij zo’n droogte meegemaakt. Of ik om de dag de planten water wil geven? Begin juli al ligt het gras erbij alsof duizenden festivalgangers er overheen hebben gebanjerd. De bloemen laten mismoedig hun kop hangen.

Ik schrik van het verhaal dat van der Vegt optekende over de tuin. Holst liet hem verwilderen, hij hield van zijn ‘jungle op zakformaat’. Toen het riet naar binnen begon te groeien, pakte een tuinman de wildernis grondig aan. De dichter zou zich nadien nooit meer thuis voelen in het huis. Op termijn zou hij het zelfs verlaten.

Op een avond komt Joke Hermsen op bezoek. Zij verbleef vele malen in de residentie en wil het huis graag nog eens bekijken. We zitten in de tuin, met zicht op het erkerraam voorin. ‘Wat is het hier toch prachtig,’ roept Joke uit. We kijken naar de merel op de schoorsteen. De avond valt, onze fles wijn is bijna leeg.

‘Heb je de geest al gezien?’ vraagt Joke.

‘De geest?’

‘Ja, de geest van Roland Holst.’

 

  1. Slaapkamer

 

Ik vertel het verhaal van de geest aan mijn man die op bezoek is. We slapen slecht, horen geluiden die we eerder niet opmerkten. De volgende dag lees ik in het gastenboek het verslag van de schrijfster die de eerste nacht niet boven durfde te slapen omwille van de geruchten over de geest. Verderop schrijft iemand dat ze de geest het huis heeft uitgewerkt. Onze slaap wordt nu enkel nog verstoord door het geluid van krekels. Het lijkt wel alsof we aan de Middellandse Zee zitten.

 

  1. Dorp

 

Sjoerd Kuyper publiceerde in 2004 een boek met brieven, ‘De weg naar Bergen’. Ze zijn onder andere gericht aan Ted Van Lieshout en gaan over de periode dat de schrijver verhuist naar Bergen. Iedereen lijkt hier te willen wonen, klinkt het.

Bergen is het Sint-Martens-Latem van Noord-Holland. Het dorp heeft altijd kunstenaars en schrijvers aangetrokken. In de praktijk is het een villadorp. Voor de meeste schrijvers past zo’n prachthuis met rieten kap niet binnen het budget. Ik wandel dagelijks door de stille straten van het dorp, gluur naar binnen, verzin levens voor de bewoners.

Bij de school staat een vrouw van wie de armen onder de tatoeages zitten. Het WK voetbal is nog bezig en ik wil haar vragen of ze deel uitmaakt van het basiselftal. Ik hou me in. Het is een rare grap, een slechte grap. Ik heb te weinig mensen gesproken de voorbije dagen.

In het bos ritselen de verdroogde bladeren onder mijn voeten, het lijkt wel herfst. De algen in de beek hebben de kleur van erwtensoep. In de tweede helft van mijn verblijf ontdek ik de bioscoop in het bos. Ik ga kijken naar ‘Double Indemnity’ van Billy Wilder. Op de terugweg wijk ik uit voor een kikker. De maansverduistering is begonnen.

 

  1. Vertrek

 

Eind juli staat de teller op bijna 15.000 woorden. Het liefst wil ik nog langer blijven. Ik zal het Bergense licht missen, de mooie boekhandel, de stilte, de zeewind. De vreemde boeken ook die overal in het huis staan: ‘Koken voor kritische katten’, ‘Green Shades. An Anthology of Plants, Gardens and Gardeners’. Aan het werk van Holst kwam ik nauwelijks toe. Ook Marcus Aurelius en Edith Wharton bleven ongelezen. Het zij zo. Dag duif, ik hoop dat er gauw meer regen valt. En mocht je er toch nog zijn: dag geest, het ga je goed.

 

Het Bert Schierbeekfonds (een aan het Nederlands Letterenfonds gelieerde stichting) verhuurt Het Roland Holsthuis in Bergen als werkplek aan dichters, schrijvers en literair vertalers tegen een gereduceerd tarief: www.bertschierbeekfonds.nl