Hilary Mantel – De geest geven (De Standaard)

9200000054910319Tegen de uitwissing

 

Het is nog even wachten op het derde deel van Hilary Mantels Thomas Cromwell-trilogie. Gelukkig is er nu een uitmuntende autobiografie van de schrijfster.

 

Kathy Mathys

 

Als kind kreeg Hilary Mantel een magische lei waarop ze kon schrijven zonder dat iemand meelas: achteraf wiste ze de woorden. Groot was haar verbijstering toen ze ontdekte dat de krassen die haar pen maakte niet volledig verdwenen, dat ze zichtbaar bleven bij de juiste lichtinval. Een gruwelijke vaststelling voor een kind dat behoefte had aan privacy, dat op school alle moeite moest doen om haar gedachten in stand te houden. Deed je dat niet, dan ‘kon je uitgewist worden,’ zo schrijft Mantel in ‘De geest geven’. Ze verbleef graag in de buurt van de denkers om zich vast te hechten ‘aan die warme, gonzende, stroperige aandachtsspanne’. Helaas, op school in Hadfield, nabij Manchester, heersten weinig verlichte, autoritaire geesten. Daar maakte de toen zesjarige Mantel voor het eerst kennis met het mechanisme van de macht, een van haar grote thema’s.

‘De geest geven’ laat op vele manieren zien hoe Mantel, die opgroeide in een familie met Ierse wortels, een familie vol geheimen, uitgroeide tot de schrijfster die ze is. Als kind had ze een Proustiaanse aandacht voor zintuiglijke details die ze zich ook nog eens haarfijn herinnert. Ze beschrijft dromen van dertig jaar geleden, zoals die waarin ze bijen at: ze smaakten naar melkchocolade en hadden de textuur van gebakken kalfslever.

Mantel wisselt terugblikkende passages, waarin ze analyseert, af met stukken waarin ze in de tegenwoordige tijd schrijft, vanuit het kind van toen. Die combinatie zorgt voor een intense leeservaring.

Haar geest is niet enkel detailzuchtig, hij is ook scherp. Dat weten lezers van ‘Wolf Hall’ en ‘Het boek Henry’. Er zit iets van staal in haar blik. Dat is er altijd geweest: als kind had de schrijfster niets met poppen en serviezen. Ze wilde draven, hoofden afhakken, ze hield van ridderverhalen en verveelde zich met de leesboekjes voor zesjarigen.

 

Onuitgesproken

 

Mantels sterke geest huist in een fragiel lichaam dat voortdurend kampt met ziektes. Als kind, op vakantie in Blackpool, kroop er iets donkers bij haar naar binnen, zo gelooft ze. Telkens wanneer ze terugkeerde naar de badplaats werd ze ziek. Mantel heeft altijd last gehad van migraine, van visioenen, ze ziet de geesten van de doden.

Als jonge vrouw had ze allerlei fysieke klachten die door artsen niet serieus werden genomen. Tienduizenden pillen slikte ze om na jaren te horen dat ze aan endometriose leed. Mantel merkt op dat ze meer gynaecologen dan minnaars heeft gekend. Ze heeft het over ‘vuisten van vreemden in mijn buik’, wat doet denken aan Anne Boleyn, uit de Cromwell -trilogie, van wie het lichaam onder scherp toezicht stond van de natie, die wachtte op een erfgenaam. Door haar ziekte werd Mantel heel zwaar, als kind was ze juist fragiel. ‘Ik ben buiten mijn oevers getreden,’ schrijft ze in dit openhartige relaas over lichaam en geest.

Mantel heeft het over de vreemde jaren waarin haar ouders officieel nog samenwoonden, terwijl de toekomstige man van haar moeder bij hen introk. De schrijfster kampte met angst en schuldgevoelens door al het onuitgesprokene dat in de lucht hing.

Ze leerde schrijven door Shakespeare en Cervantes te lezen. Het gebedenboek bracht haar een liefde voor de puntkomma bij. Je hoeft Mantels werk niet te kennen om ‘De geest geven’ te kunnen waarderen. Dit werk is opgetrokken uit dezelfde rijke, onsentimentele taal van haar fictie en het is net zo beklijvend. Het is een verhaal over wat was en wat had kunnen zijn – door haar ziekte kon Mantel tot haar spijt geen kinderen krijgen –, een superieure autobiografie van een van onze grootste schrijvers.

 

*****

Hilary Mantel – De geest geven – vertaal vertaald door Gerda Baardman en Anne Jongeling – Atlas Contact – 235 blz.

 

Interview:

 

U schrijft dat u autobiografie altijd een vorm van zwakte vond. Waarom dan toch dit boek?

 

Enkele jaren geleden stierf mijn stiefvader heel plots en dat zorgde voor een omwenteling in mijn familie. Mijn moeder verhuisde naar de andere kant van het land en wij verkochten ons plattelandhuis, vlakbij het hare. Tijdens het inpakken botste ik op oude foto’s en objecten en die brachten een stroom aan herinneringen op gang. In eerste instantie schreef ik voor mezelf, later pas besefte ik dat het boek interessant genoeg was voor mijn lezers. Het schrijfproces was confronterend want ik ging nadenken over wat voor soort schrijver ik ben, over waar ik sta in het leven. Ik wilde mijn verleden beter begrijpen.

 

Is dat gelukt?

 

Ten dele, er zijn nog steeds elementen die vaag blijven. Het boek leverde alvast iets heel concreets op. Ik had mijn echte vader niet meer gezien sinds mijn tiende. Toen ik aan de autobiografie begon, wist ik niet of hij nog leefde. Inmiddels ben ik gecontacteerd door iemand die weet wat er met hem gebeurd is en dat is een grote opluchting.

 

Heeft u kunnen afrekenen met uw geesten?

 

Ze zijn niet verdwenen, maar ik begrijp ze wel beter. Boven elke beslissing die een mens neemt, hangt de geest van die beslissing, de beslissing die je niet nam. Geesten zijn voor mij onaangewende mogelijkheden. Als schrijver neem je voortdurend beslissingen, de personages krijgen een lotsbestemming en het is goed om je altijd bewust te blijven van de beslissingen die je liet liggen.

 

U bent hier op uitnodiging van de Universiteit van Gent om onderzoek te doen naar Thomas Cromwell. Wanneer mogen we het derde boek verwachten?

 

Ik heb nog minstens een jaar werk, misschien meer. Momenteel wordt ik er helemaal door in beslag genomen. Ik worstelde met het middendeel, maar dankzij de bezoeken aan Gent en Antwerpen kreeg ik nieuwe inzichten. Nu weet ik hoe ik verder moet. (KM)