Ian Mc Ewan interview (De Standaard)

Rationele compassie
In zijn dertiende roman dreigt een Jehovagetuige te sterven omdat hij geen bloedtransfusie wil. Ian Mc Ewan over religie, morele dilemma’s en muziek voor bij het ontbijt.
Kathy Mathys
Drie jaar geleden vertelde een bevriende rechter de Engelse auteur over een zaak waarin een Jehovagetuige een bloedtransfusie moet krijgen om een kans te maken op overleving. Mc Ewan wist meteen dat er een boek in zat: ‘Het verhaal van mijn vriend was zo tragisch dat ik het niet kon laten liggen. Hij bezocht de jongen in het ziekenhuis, ze praatten over voetbal, en nadat hij besliste dat de jongen een bloedtransfusie moest krijgen, gingen ze zelfs nog samen naar een voetbalwedstrijd. Toch liep het slecht af. Zeven jaar later hoorde mijn vriend dat de jongen was gestorven omdat hij een tweede noodzakelijke bloedtransfusie weigerde. Wat me vooral interesseerde was de kloof tussen de wereld van diepgelovigen en die van de rechtbank, die medeleven en ratio tracht te combineren. Compassie is rationeel, voor mij is er niets kils aan het rationele. Geloven daarentegen vind ik een irrationele reflex.’
In ‘De kinderwet’ moet rechter Fiona Maye zich uitspreken over een gelijkaardige zaak. Een zeventienjarige Jehovagetuige zal sterven als hij niet behandeld wordt. ‘Gerechtshoven, die zich enkel mogen uitspreken over minderjarigen, stellen bijna allemaal het leven van het kind boven het geloof. Terwijl ik dit boek schreef, belden er Jehovagetuigen aan, ik hoefde dus niet naar hen op zoek te gaan. Ik vroeg hen wat zij zouden doen, indien ze een kind hadden dat een bloedtransfusie nodig heeft. Ze vertelden me zonder uitzondering dat ze de behandeling zouden weigeren. Voor hen eindigt het leven niet met de dood.’
De rechter in uw roman bezoekt de jongeman in het ziekenhuis. Hoe kwam u op het idee om muziek als verbindend element te gebruiken?
Die scène in het ziekenhuis was de lastigste. Ik wou laten zien dat er een emotionele connectie is tussen de jongen en de vrouw. Daarbij was subtiliteit noodzakelijk. Fiona Maye is kinderloos, ze ziet de jongen als de zoon die ze nooit had. Tijdens het bezoek zingt zij een lied en hij speelt daarbij viool. Op die manier wordt er in zijn geest iets ontketend, de jongen beseft dat er een andere manier is om te leven, een manier die hij niet kent. Ik wou van de jongen een tragische factuur maken, iemand die levendig is, warm.
Muziek is een bron van schoonheid voor me. Een locatie die steeds terugkomt in mijn boeken is een Londense concerthal, een plek waar ik een grote verbondenheid mee voel omdat ik er zo vaak geluk heb ervaren. Ik gebruik muziek wel eens om in de sfeer van mijn verhaal te komen, bij ‘Aan Chesil Beach’ kreeg ik toegang tot de personages door te luisteren naar muziek die ik met hen associeerde. Om te schrijven wil ik stilte. In de praktijk erger ik me vaker aan muziek dan dat ze mij gelukkig maakt. Denk maar aan de vreselijke muziek in hotels en restaurants, ‘My Way’ van Frank Sinatra bij het ontbijt, dat soort dingen.
Wat betekent religie voor u?
Ik ben opgegroeid met de Church of England maar mijn ouders waren niet praktiserend. Op school  moest ik wel elke ochtend religieuze liederen zingen en naar preken luisteren. Mijn gedachten dwaalden af, dat waren de momenten waarop ik verhalen schreef in mijn hoofd.
Ik heb van mijn hoofdpersonage geen woordvoerder van het atheïsme gemaakt. Fiona heeft geen uitgesproken oordelen. Enkele strengreligieuze critici zijn beledigd door mijn boek, ze vinden dat ik niet diep genoeg inga op de religieuze thematiek. Ik snap dat wel, maar ik wou geen boek over religie schrijven.
Wat me vooral boeit aan religie – want die interesse heb ik wel degelijk – is de kracht van haar hoopvolle vertelling. Dat is religie: een verhaal dat verwachtingen laat ontstaan bij gelovigen. Op die manier kijk ik er naar, bijna zoals een antropoloog, op een afstand. Over de vraag of er zoiets is als de hemel of de hel heb ik nooit moeten nadenken. Ik was altijd een overtuigd atheïst, heb religie nooit gezien als de enige basis voor een maatschappij gestoeld op ethische principes. Veel Noord-Europese landen zijn niet bepaald religieus en toch is er weinig misdaad, hebben de burgers er een goede morele code. In veel strengreligieuze landen is er dan weer veel misdaad en oorlog, kijk maar naar het nieuws. Dan heb ik het niet alleen over de ontwikkelingen met IS maar ook over India waar het hindoeïstische kastensysteem een vorm van sociale apartheid onderhoudt, die volgens mij erger is dan wat we ooit in Zuid-Afrika zagen. Dat we dit gedogen omdat het een religieus systeem betreft, vind ik onvergeeflijk.
Vindt u de houding van het Westen te laks?
Ik heb in elk geval de indruk dat Europese waarden als redelijkheid bedreigd worden. Je vraag is moeilijk te beantwoorden. Kijk naar Irak, onze intenties waren redelijk, toch werd het een afschuwelijke oorlog. In Syrië zijn we niet tussenbeide gekomen en dat resulteerde net zo goed in een grote ramp. Soms probeer ik me voor te stellen wat er was gebeurd indien we niet hadden ingegrepen in Irak. Stel je voor dat de Arabische lente zich in Saddam Husseins achtertuin had voltrokken. Hij had misschien wel een alliantie gesloten met Assad. Ingrijpen is geen optie, niet ingrijpen is het evenmin.
Ik gruwel van wat er momenteel gebeurt, volg maniakaal de nieuwsberichten. Soms heb ik het gevoel dat we ons in een afschuwelijke nachtmerrie bevinden. Dat er tien miljoen Syriërs op de vlucht zijn, kan ik niet bevatten. Vroeger had ik meer uitgesproken meningen en ideeën over politiek, nu ben ik sprakeloos.
Vijfenveertig
Hij is minzamer geworden, minder onverdraagzaam. ‘Ik ben vergevingsgezinder, bereid om te zeggen dat ik het antwoord niet ken. Dat merk je aan mijn boeken en aan de manier waarop ik mijn personages vormgeef. Ik ben opener dan ooit. Onlangs dineerde ik met een bisschop die vond dat een Siamese tweeling niet gescheiden mocht worden door middel van chirurgie. De rechter die de kinderen liet behandelen, waardoor een het overleefde, zat ook aan tafel. Twintig jaar geleden had ik nooit met die bisschop willen eten, nu heb ik naar hem geluisterd.’
In hoeverre is ‘De kinderwet’ een boek dat enkel door u kon worden geschreven. Op welke manier bent u aanwezig in de tekst?
Het is niet autobiografisch. Met het hoofdpersonage Fiona heb ik niet veel gemeen, al ben ik net als zij ontzet over de manier waarop veel moderne ouders hun eigen plezier en ambities boven hun kinderen plaatsen. Misschien is dit een randverschijnsel van onze consumptiemaatschappij waarin velen gewend zijn te krijgen wat ze willen, inclusief een echtscheiding. In sommige gevallen is een scheiding niet de juiste oplossing. Tenminste, dat denk ik afgaande op wat ik zie gebeuren in mijn vriendenkring.
Mijn boeken reflecteren mijn interesses en ik sta steeds meer open voor de wereld rond mij. Na ‘De troost van vreemden’, mijn tweede roman uit de jaren 1980, had ik al het gevoel dat ik een andere weg diende in te slaan. Dat verhaal voelde veel te claustrofobisch, te existentieel, los van elke historische context. Het lijkt alsof mijn eerste verhalen autobiografischer zijn maar ik voelde me vervreemd van de verhaalstof, mijn interesses kwamen in die tijd nauwelijks aan bod in mijn werk. Nu zijn mijn interesses de motor van mijn schrijven, verder probeer ik onderwerpen aan te kaarten waarover nog niet teveel is geschreven. In ‘De kinderwet’ komt het familierecht aan bod. Hoe vaak gebeurt dat nu in hedendaagse fictie? Romans spelen dikwijls in rechtszalen, het gaat echter meestal om moordzaken.
Hoe kijkt u aan tegen ouder worden?
Ik ben nu zesenzestig. Bang om ouder te worden, ben ik niet. Wel vind ik het ontgoochelend. Het leven is zo interessant, het is zonde om het allemaal te moeten achterlaten. Ik ben heel nieuwsgierig van nature en het idee dat er aan het einde niets is dan vergetelheid vind ik onverdraaglijk. Onlangs ging ik wandelen met twee vrienden van dezelfde leeftijd en ik vroeg hen hoeveel ze zouden betalen om twintig jaar jonger te zijn. Alle drie hadden we er veel voor over.
Ik moet altijd denken aan mijn moeder, die ooit zei ‘Was ik maar opnieuw vijfenveertig!’. Zelf was ik toen in de twintig. Toen begreep ik haar niet. Nu wel, o wat ik begrijp ik haar nu goed. Op je vijfenveertigste ben je fysiek nog in staat om veel te doen en je weet een en ander over het leven, het is de allerbeste leeftijd. Nu heb ik enkel de ochtendillusie:  elke dag voor ik mijn ogen open, denk ik twee seconden dat ik twintig jaar jonger ben. Sinds enkele jaren vraag ik me af hoeveel romans ik nog zal schrijven en toch lig ik daar niet wakker van. We shall find out, zoals Philip Larkin schreef in zijn gedicht over de dood.
Ian Mc Ewan – De kinderwet – vertaald door Rien Verhoef – De Harmonie – oorspronkelijke titel: The Children Act.