Lanny recensie en interview (De Standaard)

Geesten in de bomen

Lees hier de krantenversie:Max Porter Lanny

Lees hier het interview: Max Porter interview 1Max Porter interview 2

 

Max Porter beroerde lezersharten met ‘Verdriet is het ding met veren’. Ook met ‘Lanny’ weet hij diep te raken.

 

Kathy Mathys

 

Voor velen roept Engeland louter nog associaties op met een rumoerig parlement en een stem die om ‘Order!’ schreeuwt. Toch is het oeroude land met zijn elfen en tussenwezens, zijn donkere griezelbossen en kronkelige boomwortels niet uitgewist. In ‘Het boek van de kinderen’ beschreef A.S. Byatt dat mythische Engeland als ‘een ondergrondse wereld vol tunnels, gangen, mijnen en vreemde personen en wezens, goedgezind, kwaadaardig en alles daartussenin’.

In ‘Lanny’, zijn tweede roman, zoekt Max Porter diezelfde mythische plek op. Ver hoef je er niet voor te reizen. Er is zelfs gsm-bereik, de stad ligt op forensafstand. Dat is een van de troeven van het dorp waar Lanny en zijn ouders wonen. Zijn moeder was actrice en werkt nu aan haar eerste thriller. Wat zijn vader precies doet, blijft onbekend. Porter maakt een grap over deze cryptische bezigheden. Boven het bureau van de forens hangt Lanny’s tekening van pa in superheldkostuum. Het bijschrift van de jongen luidt: ‘Waar gaat papa elke dag naartoe? Niemand die het weet.’

Het dorp vloeit over in het woud, de lievelingsplek van Lanny, een jongen die gevoelig is voor tekenen uit de wereld van geesten en elfen. Hij legt een museum van magische dingen aan, zingt vreemde liedjes. Soms gebruikt hij woorden waar hij te jong voor is, alsof hij bezeten is.

Ook in ‘Verdriet is het ding met veren’ liepen de fantasiewereld en de echte wereld van de broertjes in elkaar over: ‘Ze speelden dat ze vogels waren, ze speelden dat ze leeuwen waren.’ Lanny fantaseert niet om een groot verlies te verwerken, zoals in dat eerste boek. Zo is hij gewoon. Vooral de moeder maakt zich zorgen om het kind. Het liefst wil ze hem bij zich houden, toch laat ze Lanny dwalen in het dorp. Ze vraagt zich af hoe lang hij nog zal willen knuffelen. De jongen gaat op tekenles bij Pete, een gerenommeerd kunstenaar die zich, net als de moeder, heeft teruggetrokken uit het publieke leven. De oude man leeft op van de lessen en van de wandelingen die de twee maken door het woud. De dorpelingen fronsen er de wenkbrauwen bij.

 

Liefdevol

 

‘Lanny’ begint niet in de mensenwereld. Dode Papa Scheurwortel krijgt het eerste woord. Dit mythische wezen ritselt over het land, steevast verandert hij van gedaante. Dorpskinderen menen hem gezien te hebben. Hij heeft een kostuum van klimop, zeggen ze, een kostuum van schors. Zo groot is de lokale faam van Dode Papa dat er zelfs merchandising rond hem wordt gemaakt.

Dode Papa luistert naar de stemmen van de dorpelingen. Naar een gaat zijn bijzondere aandacht uit, die van Lanny. De schrijver maakt er geen geheim van dat de jongen meegenomen zal worden naar die andere wereld. Wanneer dit gebeurt, in het tweede deel, laat Porter vooral zien hoe de dorpsbewoners reageren. In het begin van de roman kwebbelden ze over van alles en nog wat. Nu gaat het enkel nog over de jongen. De pub vaart er wel bij: een verdwenen kind zorgt voor extra klandizie.

Net als in ‘ Verdriet is het ding met veren’ laat Porter een koor aan stemmen op ons los. Allemaal doen ze hun zegje. Lanny blijft een mysterie, hij krijgt geen eigen hoofdstukken. Meer nog dan Porters debuut is dit een roman over stem en klankkleur, een speels en talig boek dat altijd toegankelijk blijft. In dat opzicht doet Porters werk denken aan dat van Ali Smith. Met de Schotse deelt hij ook zijn humanisme en engagement. ‘Lanny’ is een roman over een verdeeld Engeland, over de vooroordelen tegen buitenstaanders en over de ecologische rampspoed die zich aan het voltrekken is.

Porter schrijft gecomprimeerd. Indrukwekkend hoe hij bijvoorbeeld laat zien dat er een haar in de boter zit bij Lanny’s ouders. Die compactheid gaat gelukkig samen met een meesterlijk oog voor details. ‘Caress the divine detail,’ schreef Vladimir Nabokov. Dit is nou net wat Porter doet. De relatie tussen de jongen en zijn moeder is liefdevol, bijna dierlijk. We lezen over het ‘gouddons’ op de knieën van het kind, over zijn ‘gloeiende hieltjes als kiezelstenen die zijn opgewarmd door een inwendige zon’. Grootst is de manier waarop de schrijver het maatschappelijke koppelt aan het intieme: uiteindelijk is dit vooral een verhaal over een jongetje dat groot wordt. ‘Lanny’ is een tedere en avontuurlijke lofzang op de mens die buiten de pas durft te lopen.

 

****

 

Max Porter – Lanny – vertaald door Saskia van der Lingen – De Bezige Bij – 224 blz.