Picknick in de kunst (Bouillon Magazine)


Hardgekookt ei met zout
Kunstenaars en schrijvers houden ervan om picknicks te verbeelden. Ze zijn verliefd op de zonovergoten idylle, al hebben niet alle picknicks een blijde connotatie.
Kathy Mathys
De ergste hitte van de dag is voorbij. De schaduwen beginnen zich uit de rekken op het gras, ze nodigen ons uit om een laken te spreiden, ons neer te vleien, een fles te openen. Is het het gras dat onze tenen kietelt? Is het een mier? De een heeft een pastasalade met basilicum en tomaten mee, de ander brood, kaas, wat abrikozen. Er is niet veel nodig voor een godenmaal. De zon kleurt oranje, dan roze, we brengen een toost uit en drinken op de zomer, op het leven.
Is het een wonder dat zoveel schrijvers en schilders gefascineerd zijn door picknicks? Net zoals zeventiende-eeuwse schilders van stillevens hun raffinement etaleerden door citroenen en oesters te schilderen, zo is de picknickscène een ware uitdaging voor veel kunstenaars. Ze willen het gouden late-namiddaglicht vangen, de vruchten op hun canvassen laten blinken en blozen.
 Laten we beginnen met het schilderij dat we allemaal kennen, Déjeuner sur l’herbe van Edouard Manet, een kunstwerk dat Parijs schokte in 1863. De scène speelt zich af onder een groen bladerdak. Twee aangeklede mannen praten, een naakte vrouw kijkt ons rechtstreeks aan. Ze is ontspannen, heeft net gebaad in het water op de achtergrond waarin een andere schaars geklede vrouw zichtbaar is. Er is ontzettend veel geschreven over de betekenis van dit schilderij. Is het realisme, symbolisme? Welke betekenis kennen we toe aan de vruchten die uit de picknickmand rollen? Zijn de kersen en vijgen seksuele symbolen of niet? Manet, die zich liet inspireren door Giorgiones Fête champêtre, had navolgers.
Claude Monets versie van Déjeuner sur l’herbeis zonniger dan die van Manet. De schilder is minstens zo geïnteresseerd in hoe hij het licht kan vangen als in de eters. De rokken van de dames liggen weelderig over het picknicklaken gedrapeerd ; behalve een pols, een hand is er geen bloot te zien. De picknick moet nog beginnen en er staat gevogelte op het menu, een pastei, stokbrood, fruit. Monet hield van picknicken en hij had hoge vereisten voor de kwaliteit van het eten, schrijft Claire Joyce in Monet’s Table.
Pablo Picasso probeerde twintig jaar lang zijn interpretatie van Déjeuner sur l’herbe te schilderen en te boetseren. Op zijn picknickschilderij in groene, blauwe en gele tinten zien we een man en een vrouw op de voorgrond, zij is naakt. De geelwitte vruchten zijn eenvoudig, als op een kindertekening.
De impressionisten waren verzot op picknickscènes. Het spel van water, groen, zon betoverde hen, net als het trage verglijden van de tijd, de vluchtigheid van het moment. Één van de meest dromerige picknicks vindt plaats in de herfst op een schilderij van James Tissot, een vriend van de beroemdere Edgar Degas. De bladeren van de kastanjelaar zijn roodbruin, dit is de picknick van de laatste kans, voor de winter zijn intrede doet. Het gezelschap heeft zich uitgesloofd: een zilveren theepot, sierlijke kopjes. Op de schalen liggen druiven, vleeswaren, een cake. Een vrouw kijkt dromerig uit over de stadsparkvijver.
Rococokunstenaars, met hun hang naar het frivole, hielden ook van picknicks. Antoine Watteaus Les Champs Elysées is een tafereel van neergevleide dames en heren. Op de achtergrond staat een standbeeld van een slapende vrouw. Het beeld is liefelijk, engelachtig. Volgens kunsthistorica Angela L. Miller is het geen toeval dat kunstenaars in de negentiende eeuw zoveel picknicktaferelen op doek vastlegden, zowel in Europa als in de Verenigde Staten. Het zijn scènes met een pastoraal karakter. Ze brengen een sentimentele ode aan het beteugelde landschap, aan het paradijselijke geluk, de terugkeer naar Eden.
Een onvolwassen eter
Maar niet alle picknickscènes op doek zijn voorzien van gouden zonlicht, zijn even idyllisch. Kijk maar naar de werken van Fernando Botero, een Colombiaanse kunstenaar die in zijn picknickscènes etensresten toont, aangesneden brood, handen van een rokende vrouw, het hoofd van een slapende man. Zijn personages zijn dik, onbevallig.
Jan steen schilderde een picknicktafereel dat heel informeel is, minder geïdealiseerd. De eters lijken naar de camera te kijken, ze lachen, de sfeer is ontspannen. Een moeder geeft haar kind te drinken uit een beker, een hond komt schooien.
In The Picnic – A History schrijft Walter Levy dat picknickscènes aan de ene kant herkenbaar zijn voor ons, vertrouwd. Aan de andere kant kunnen kunstenaars en schrijvers eindeloos veel betekenissen en onderliggende lagen meegeven aan dit zomerse oertafereel.
In John Williams’ Butcher’s Crossing is een gezelschap van mannen onderweg, ze gaan op bizonjacht. Hun picknick is geen idylle: ‘Zwijgend dronken de mannen hun koffie, aten ze de kookhete bonen en het spek, door Charley bereid. Andrews merkte dat hij als een wolf op het eten aanviel, het naar binnen schrokte zonder zich van enige honger bewust te zijn.’ Hier zijn we mijlenver verwijderd van de elegante dames met parasollen die de impressionisten verbeeldden.
In Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijdverkiest de zestienjarige Marcel zoetigheden boven hartige sandwiches. De broodjes met kaas en met groen  ‘spul’ kende hij niet uit het verleden en hij haalt er zijn neus voor op. De scène symboliseert Marcels onschuld, zowel op het vlak van eten als op het vlak van meisjes.
In picknickscènes gaat het niet altijd evenveel over eten, soms is de schrijver meer geïnteresseerd in het landschap. In Virginia Woolfs The Voyage Out draait alles om het panoramische uitzicht, niet om de sandwiches met koude kip, de wijn, de bananen en de thee. Ook Dorothy Wordsworth heeft meer interesse voor de omgeving dan voor het menu in haar reisverhalen.
Tijdens een picknick voelen we ons vrijer, minder gebonden aan de formele etiquette binnenshuis. Dat kan een verlossend gevoel opleveren maar het heeft ook een schaduwzijde. Emma, de heldin in het gelijknamige boek van Jane Austen, picknickt met een groep vrienden en bekenden op Box Hill in Surrey. Emma beledigt een vrouw, iets wat ze wellicht niet had gedaan, waren ze allen gezeten aan tafel.
Picknicks kunnen donkere taferelen zijn, zoals bij Emile Zola. In zijn roman Madeleine Férat heeft het begin van de picknickscène een seksuele ondertoon, het tafereel eindigt met moord en zelfmoord. Op het menu staan perziken en peren, vruchten die de seksualiteit van de heldin in de verf zetten.
In Giuseppe Lampedusa’s De tijgerkat picknickt het gezelschap in een landschap dat meer weg heeft van een ruïne. Het decor symboliseert de dood, het einde van een dynastie, en daarover gaat het boek ook.
Minder morbide is de romantische picknickscène in Margaret Atwoods De blinde huurmoordenaar waarin de geliefden hardgekookte eieren met zout delen onder een appelboom, dé boom die seksualiteit symboliseert.
Aan een picknick gaat soms een autorit vooraf. Agatha Christie vond het helemaal niet erg om te picknicken langs een drukke weg. Ze schreef er een gedicht over, Picnic:
Hundreds of cars rushing past all the time,
Sunshine and clouds up above
Afternoon tea by the side of the road
That is the meal that I Love.
Laten we eindigen op een komische noot met Charles Dickens die in The Pickwick Papers een grappige picknick beschrijft. Hij bespot de overdaad binnen de middenklasse. In een rijtuig, geschikt voor vier personen, laat hij acht mensen plaatsnemen. Het gezelschap heeft zoveel eten bij zich dat de picknickmanden nauwelijks passen in het rijtuig. Duivenpastei, tong, kalfsvlees, ham, kreeft, salade, wijn: Samuel Picknick en zijn vrienden gingen niet met honger naar huis toe.
 Dit stuk verscheen in ingekorte versie in Bouillon Magazine, Zomer 2014.