Rachel Kushner interview (De Standaard)


Snelheid wordt schoonheid
Rachel Kushner wil verhalen schrijven die uniek zijn, en dat doet ze ook met ‘De vlammenwerpers ‘, één van de beste Amerikaanse romans van dit jaar.
Intellectueel uitdagend, aangrijpend en stilistisch verfijnd: Rachel Kushners werk begeestert en beklijft. In ‘De vlammenwerpers’ evoceert de Amerikaanse de tweede helft van de jaren 1970 in New York en Rome. Het boek werd finalist voor de National Book Award.
‘Toen ik klaar was met mijn eerste roman, “Telex From Cuba”, wist ik meteen dat ik een boek wou schrijven dat speelde in de New Yorkse kunstwereld van de jaren 1970. Het is een stad waar ik heel lang heb gewoond en dat ik over kunst zou schrijven, is ook niet vreemd. Ik schrijf nu al jaren over moderne kunst voor allerlei bladen zoals Art Forum.
 New York was failliet destijds. Het industriële tijdperk liep ten einde en kunstenaars konden voormalige industriële panden betrekken voor bijna geen geld. Ze gebruikten industrieel afval in hun werk. Ik heb heel veel tijd doorgebracht met kunstenaars, velen van hen leven nog. Ik was met name geïnteresseerd in kunstenaars die de heersende paradigma’s omverwierpen.
In 1977 was er een gigantische stroomuitval in New York, er zijn veel foto’s bewaard van dat moment want in de Bronx werden de winkels geplunderd. De New Yorkse middenklasse begreep niet waarom armen dit deden, ze begreep de woede niet die hen daartoe aanzette. Dit soort momenten interesseren me. Ik ben nieuwsgierig naar de manier waarop dit incident een impact heeft op de levens van velen. Daarom is het ook belangrijk in de roman.’
Kushner hield het niet bij New York. Haar roman speelt ook in Rome waar in maart van datzelfde jaar 1977 een grote protestmars plaatsvond, de dag nadat een student vermoord werd door de politie. De schrijfster ging nadenken over wat de twee gebeurtenissen met elkaar verbond en ‘De vlammenwerpers’ is, onder andere, een onderzoek naar die connectie. Kushner houdt van een uitgebreid panorama, haar verhaal gaat terug tot het begin van de twintigste eeuw, toen de futuristen van zich lieten horen.
Een 23-jarige kunstenares met een fascinatie voor snelheid en motoren, trekt naar New York waar ze een relatie krijgt met kunstenaar Sandro Valera. Valera’s familie in Italië runt een motorenfabriek, de arbeiders komen er in opstand. In de Italiaanse hoofdstukken van het boek verzeilt de kunstenares in de linkse politieke beweging die het establishment tegen de schenen schopt.
‘Ik wou een verteller die jong was en die naar New York verhuist, iemand die niet vertrouwd is met de codes van de kunstwereld, iemand die aandachtig kijkt naar een gemeenschap die ze niet begrijpt. Ze komt uit het Westen en reed als kind voortdurend rond op motorfietsen, net als ik vroeger. Daar zag ik een kans. Ik snapte dat mijn verteller zich aangesproken zou voelen door Land art, een kunstbeweging die het landschap gebruikt als ruw materiaal. Robert Smithson en Michael Heizer zijn twee bekende vertegenwoordigers. Ze brengen patronen aan in woestijnen of zoutvlaktes, vaak met behulp van motoren. Aan de ene kant gaat het om conceptuele kunst, aan de andere kant is het een uitgesproken Amerikaanse vorm want de beoefenaars maken gebruik van typische materialen uit het Westen.’
Waarom heeft het hoofdpersonage geen naam?
Dat was een heel bewuste keuze. De klassieke verteller in de derde persoon, interesseert me momenteel niet zo. Ik hou me er liever ver van omdat ik vrees dat de typische valkuilen die hij met zich meebrengt moeilijk te omzeilen zijn. In het geval van een klassieke verteller kijkt de lezer naar het personage, niet door de ogen van het personage. Ik vind dat de roman het medium is dat de lezer in staat moet stellen om in iemands hoofd rond te dwalen. Hoe bereik je dat? Niet door een personage te beschrijven aan de hand van een aantal karaktertrekken – lief, enthousiast, inventief- en enkele uiterlijke eigenschappen – bruin haar, blauwe ogen. Een naam komt van buitenaf, het komt niet vanuit het personage. Daarom gebruik ik er geen, ook al wordt mijn verteller in alle kritieken Reno genoemd, naar de plek waar ze vandaan komt. Het is een bijnaam die ze krijgt van een van de personages maar die bijnaam vermeld ik slechts twee keer.
Er is nog een tweede reden waarom ik haar een naam onthield. Ik wou haar stem laten klinken als een gedachtestroom. Ze komt uit een provinciale plek en landt in een grootstad die ze niet vat, een plek waar kunstzinnigheid, op de meest donkere momenten, uitmondt in wreedheid. Enkel wanneer je zo diep in het hoofd zit van iemand kan je als lezer voelen hoe het was voor haar om daar te arriveren.
Is ‘De vlammenwerpers’ een sleutelroman of zijn de kunstenaars die je opvoert creaties?
Ik ben niet geïnteresseerd in de realistische historische roman die alle feiten keurig herkauwt. Getrouwe weergave is niet mijn ding, ik wil zelf een kunstwerk maken. Ik wil mezelf ontmoeten op een manier die onmogelijk is in het dagelijkse leven, enkel op de bladzijden van een roman kan ik mezelf echt ontmoeten. Daar komen de dingen naar boven die woelen in mijn onderbewuste.
Geen van de hoofdpersonages is voor honderd procent gebaseerd op een bestaand persoon. Toch heb ik gespeeld met de grenzen tussen feit en fictie. Wie de kunstwereld goed kent, zal in Sandro Valera een minimalist herkennen zoals Donald Judd, al is het geen één-op-een afspiegeling. De personages vormen een synthese van mijn gedachten over de kunstscène in die tijd, ze zijn representatief voor wie er toen werkzaam was. Sommige van de cameo’s zijn wel gebaseerd op echte kunstenaars, maar enkel wie heel vertrouwd is met die tijd en locatie zal ze herkennen. Zo zit er een Taiwanese kunstenaar, bekend onder de naam Sammy, in het boek. Ik heb hem nooit ontmoet, maar ik ken veel mensen die hem wel zijn tegengekomen, hij was briljant. Zijn hele leven was een kunstwerk. Zo heeft hij een jaar lang om het uur een prikklok ingeduwd, 24 uur op 24.
Wat trekt u aan in de opvattingen en ideeën van performancekunstenaars?
Neem nu een personage als Giddle, met wie Reno min of meer bevriend is. Voor haar is elk moment er een om te schitteren, haar hele leven is een kunstwerk. Ik zie niet zoveel verschillen tussen de manier waarop deze kunstenaars en wijzelf in het leven staan. Het leven zit vol rituelen en toneeltjes. We voeren allemaal iets op, alleen doen performancekunstenaars het in een verhevigde vorm. Ik bewonder de gedrevenheid waarmee veel kunstenaars die ik heb ontmoet in het leven staan. Misschien lijkt het alsof ze iets artificieels uitvoeren maar juist doordat ze zo extreem zijn in hun werk vind ik hen authentiek.
Voor ‘Telex From Cuba’ vertrok u vanuit het leven van uw moeder, die opgroeide in de Amerikaanse enclave te Cuba, op enkele kilometers van het huis waar Fidel Castro, destijds een tiener, woonde. Vertelde uw moeder vaak over die tijd en hoefde u het verhaal enkel neer te schrijven?
‘Telex From Cuba’ speelt in een tijdperk dat ik zelf niet heb meegemaakt en ik moest er heel veel onderzoek voor doen, vier jaar lang. Ook al gaat het voor een deel over het leven van mijn moeder, toch stond dat materiaal veel verder van me dan dat in ‘De vlammenwerpers’. Ik moest naar Cuba reizen, kende het land onvoldoende. De eerste keer kwam ik er met mijn moeder, die af en toe over vroeger vertelde. Toen ik later terug reisde, voelde het onderzoek soms aan als een seance: het was alsof ik probeerde te praten met de doden.  Ik wou een vergeten wereld oproepen.
In bepaalde opzichten was mijn debuut een historische roman en ik kon er niet al mijn obsessies en interesses in verkennen, in ‘De vlammenwerpers’ deed ik dat wel. Alle personages in mijn tweede boek hebben iets van mij en al lijkt  ‘De vlammenwerpers’ een boek met ontzettend veel achtergrondinformatie, toch deed ik geen research. Ik hoefde enkel te activeren wat al in mij aanwezig was.
Uw liefde voor film lijkt even groot als die voor literatuur en kunst.
Absoluut. Ik zie zoveel gelijkenissen tussen film en literatuur. Films inspireren me, ze geven me stof voor verhalen. Voor ‘De vlammenwerpers’ zijn de films van Michelangelo Antonioni ontzettend belangrijk geweest. Hij begreep zijn tijd zoals geen ander. Kijk maar naar ‘Il Grido’, een vroeg werk van hem, waarin een man samen met zijn kind door Italië zwerft, het verarmde Italië van de jaren 1950, hartverscheurend is dat. Of ‘Il deserto rosso’, waarin hij op een overrompelende manier vrouwelijke vervreemding oproept. Ik hoop dat er in mijn roman een zelfde sensibiliteit zit als in het werk van Antonioni, dat zou me echt gelukkig maken.
****
Rachel Kushner – De vlammenwerpers – vertaald door Lidwien Biekmann en Maaike Bijnsdorp – Atlas Contact – 478 blz. – oorspronkelijke titel:The Flamethrowers.