Sarah Waters – De huisgenoten (De Standaard)

Gestommel op zolder
‘De huisgenoten’, de nieuwe roman van Sarah Waters is een van de meest meeslepende Angelsaksische boeken van het najaar. Steeds dieper graaft de schrijfster in het hoofd van haar personages .
Kathy Mathys
Ooit vroeg ik Sarah Waters tijdens een interview waarom haar verhalen zoveel onverwachte wendingen hadden. Ze antwoordde dat ze de plot zag als een levensbevestigende kracht, een motor die het verhaal aanzwengelt, papieren levens voortstuwt. En zo was het ook in die eerste romans van haar, ‘Fluwelen begeerte’, ‘Vingervlug’: wat een bruisende energie en roekeloosheid zit er in die verhalen.
Dat werd anders vanaf ‘De nachtwacht’, een roman die speelt op het puin van de Tweede Wereldoorlog. Het tempo vertraagde en Waters liet zich in mindere mate zien als de schrijfster die bekend is om haar plotwendingen. Ze ging levens beschrijven die sputterden, soms zelfs ronduit aan diggelen lagen.
In ‘De huisgenoten’ voelt Frances Wray zich een geest in eigen bestaan. Vier jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog woont ze alleen met haar moeder in een voorname Londense buitenwijk met ruime tuinen en elegante bomen. Alleen: het gezin is verarmd sinds de zonen omkwamen in de oorlog en de vader na zijn dood schulden naliet. Het personeel is weggestuurd en Frances schrobt zelf de vloeren maar dat volstaat niet. Daarom nemen de vrouwen betalende huisgenoten. Lilian en Len Barber zijn exoten uit een wereld die Francis begeestert en de moeder meewarige blikken ontlokt. Lilian draagt met franje afgezette rokken, karmozijnrode truien, Turkse slippers en een kimono. Waters schetst haar met iets van ironie; de pauwenveren en sculpturen op de schoorsteenmantel van de Barbers vormen een rommelig allegaartje.
Frances is zesentwintig, de Barbers zijn enkele jaren jonger. Ze voelt zich een oude vrijster in hun nabijheid en toch had Frances ooit uitzicht op een ander leven, een dat haar vrijheid verschafte, een liefde, de kans om iets te betekenen in de wereld. Na de oorlog durfde ze haar moeder niet te verlaten en kwam er een einde aan haar relatie met Christina, die wél haar vleugels uitstrekte en in Soho ging wonen.
Diepgravend en lucide
De eerste helft van dit boek speelt in de villa waar moeder en dochter ’s avonds de voetstappen op het plafond proberen te negeren. Naarmate Frances en Lilian naar elkaar toegroeien, zijn er meer gesprekken op de overloop, in donkere hoeken, in de bijkeuken. Waters haalt het maximum uit de locatie en dat doet ze ook met de buitenscènes. Er is een prachtige Londense passage waarin we heel dicht bij Frances’ kern komen. Wandelend door de stad ‘leek ze als een spons alle bijzonderheden in zich op te zuigen, of als een batterij te worden opgeladen’. Frances schaamt zich om de vervoering die ze ervaart en waarover ze niet praat met anderen. Zelfonthulling is ongebruikelijk in haar klasse. Dat is heel anders voor de arbeidersklasse die de Barbers – de pauwenveren en franjerokken zijn verkleedkostuums – wensen te ontgroeien.
Het tweede deel speelt, behalve in het huis, ook in gerechtsgebouwen zoals de Old Bailey, een plek die doet denken aan ‘Bleak House’ van Charles Dickens en die de roman ook daadwerkelijk terugvoert naar victoriaanse tijden. Waters laat Frances tijdens een kerkhofbezoek de Dickensiaanse namen op de grafstenen bewonderen maar er is meer: in het Londen van na de oorlog zijn de verworvenheden van de vroege twintigste eeuw teruggeschroefd. Zo voelt het althans voor Frances, het is de oorlog die haar doet kiezen voor een leven aan de zijde van haar fragiele moeder.
Het rechtbankdrama is beklijvend en toch is dit niet de grote forte van dit boek. Het is de psychologie van de personages, met name die van Frances, die dit verhaal laat schitteren. Waters weet de voortdurende innerlijke verschuivingen in haar hoofdpersonage heel lucide weer te geven. Niet alle karakters zijn even sterk, soms bekruipt je een ‘Downtown Abbey’-gevoel en toch deert dit niet, is het zelfs onvermijdelijk in een verhaal waarin het voor bepaalde klassen onbeleefd is om over iets substantieels te praten.
De liefdesscènes tussen Frances en Lilian zijn expliciet, onbeschroomd. Wat nog meer blijft hangen is een gruwelijke vruchtafdrijving die in de meest bloederige details wordt gevat.
Is dit een misdaadroman? Niet echt of niet in de eerste plaats. De rekwisieten van een thriller zijn aanwezig, de spanning ook en toch is dit vooral een roman over twee vrouwen die niet weten of ze de vrijheid aandurven. Het is een verhaal over moeilijke morele dilemma’s, over waanzin en angst en over hoe dat laatste alles aanvreet: trouw, moed, loyaliteit.
Waters zoekt het donker op in deze prachtroman die het veel minder heeft van plot dan van psychologische verdieping.
****
Sarah Waters – De huisgenoten – vertaald door Nico Groen, Sjaak de Jong en Marijke Versluys – Nijgh en van Ditmar – The Paying Guests – 559 blz.