Column Boekenhonger (De Standaard)


Boekenhonger
Echt ruzie maken deden we weinig, mijn moeder en ik. Alleen als het om het wekelijkse kerkbezoek ging, slingerden we boze woorden door de kamer. Zonder de kerk, zo vond mijn moeder, zouden we oppervlakkig worden. Oppervlakkig? Wij? Mijn broer en ik waren boekenveelvraten. Elke week haalden we vijf exemplaren uit de bieb. Boeken vormden mijn religie en dat is niet veranderd. Nog steeds geloof ik in de kracht van verhalen, nog steeds grijp ik naar boeken in blijde en barre tijden. Lees je een goed boek, dan voel je je verlaten aan het slot, wanneer je verbannen wordt uit de verhaalwereld, zo schrijft Wendy Lesser in ‘Why I Read – The Serious Pleasure of Books’. Zo voelde het ook voor mij toen ik ‘Wolf Hall’ dichtklapte of ‘Lolita’.
Volgens Lesser maken verhalenschrijvers de dingen ofwel groter, ofwel kleiner. Grandeur is de term die ze voor de eerste categorie gebruikt, voor auteurs die ons laten geloven dat de mens zichzelf kan overstijgen. Zij die de wereld kleiner maken, doen aan intimiteit en dat is nodig want enkel in verhalen kunnen we de mens en zijn binnenkant zien. In het echte leven verstoppen we ons. Sommige schrijvers, Proust bijvoorbeeld, doen gelijktijdig aan grandeur en intimiteit.
Lesser schrijft meanderend, haar boek is geen opsomming, geen afgerammelde lijst. Ze heeft naar eigen zeggen een dwangmatige behoefte aan lezen en in haar boek heeft ze het over alle genres die haar nauw aan het hart liggen: poëzie, theater, brieven, dagboeken, korte verhalen, romans en detectives. Ik vermeld mysterieverhalen hier apart omdat ze opvallen binnen Lessers wereld van grote, klinkende namen: Henry James, Marcel Proust, Roberto Bolaño.
Boeken verbinden ons met nu, met toen en met later. Ze tonen de wereld die we kennen en de wereld die we dromen, de wereld die we vrezen. Ze tonen de ander en ze tonen onszelf, vindt Lesser. Misschien kunnen we daar nog iets aan toevoegen: ze zijn als foto’s genomen op de rug. Ze laten ons kijken naar onszelf op een manier die pijn kan doen, die niet flatteert.
We lezen boeken om de energie van de plot, om de veelheid aan thema’s, om het lawaai, om de stilte, om de taal, de poëzie op regelafstand. Volgens Lesser trekt de taal van een geslaagd boek zowel de aandacht op zichzelf als dat ze transparant is. ‘Ulysses’, vindt ze niets, teveel showing off.
Er staan in dit boek prachtige hoofdstukken over Zweedse crimi’s, over onvolprezen vertalers en over de notitieboeken van Henry James. En aan het eind vinden we een lijst met honderd boeken waar de schrijfster veel plezier aan beleefde. Het is geen canon, wel een hoogstpersoonlijke selectie, die me meteen zin doet krijgen om op de fiets te springen en naar de bieb te trekken.
Kathy Mathys