Essay Zomerweelde (Bouillon magazine)

Zomerweelde

 

De warme zomermaanden laten Kathy Mathys mijmeren over perziken en pruimen, bessen en tomaten.

Lees hier de magazineversie: Zomerweelde

 

 

The Mirabelles

 

A young poet visits an older poet

who had enjoyed fame and success.

 

In the street, a plum tree has scattered

its golden fruit all over the pavement.

 

When it’s over, she’ll come back and fill

her pockets wit these Mirabelles.

 

She leaves the older poet’s house;

night has fallen; she has forgotten

 

the plums. But the thought of them,

lying so sweet all over the pavement,

 

comes back to her and she remembers

them every day for the rest of her life.

 

Annie Freud

 

Elke keer dat ik pruimen zie liggen, gebutst of door vogelsnavels geprikt, moet ik denken aan dit gedicht van Annie Freud over een vrouw die zich elke dag van haar leven de pruimen herinnert die ze vergat op te rapen na het bezoek aan een collega-dichter.

Wanneer ik deze woorden schrijf, in de eerste weken van de lente, zit onze pruimenboom tjokvol bloesem. We zeggen het steeds weer tegen elkaar, mijn man en ik: ‘Het is jaren geleden dat hij zo mooi heeft gebloeid.’ Vorig jaar bloesemde hij ternauwernood, het was zoeken naar de zoete bloempjes met hun frêle blaadjes, dun als rijstpapier. In een boek met haikugedichten ging ik dat jaar op zoek naar bloesemgedichten ter compensatie voor de karige bloei in ons tuintje. Dit is mijn favoriet:

 

Zij geeft haar geuren

aan de hand, die haar brak,

– pruimebloesemtak.

 

Chiyo-ni

 

Geen vrucht symboliseert de zomerse weelde zo uitbundig voor mij als de pruim of het moet de tomaat zijn, waarover zo dadelijk meer. Nu al droom ik van de pruimen die zullen verschijnen over een maand of drie, vier. Zal ik ze gebruiken voor een taart, er chutney van maken? Zullen het er zoveel zijn dat ik moet uitdelen aan de buren? Of zal de oogst tegenvallen en ik me moeten tevreden stellen met een bord havermout met gepocheerde pruimen?

 

Een mond vol slagroom

 

De eerste pruim van het seizoen, de eerste aardbei: ik onthaal ze met stille bewondering. Voor mij geen aardbeien in november of perziken in het putje van de winter. Wanneer ik toch in de verleiding kom om vruchten te kopen die niet in het seizoen zijn – geïmporteerde frambozen bijvoorbeeld – denk ik aan die heerlijke negentiende-eeuwse romans waarin een sinaasappel ontvangen wordt als een godsgeschenk. In Elizabeth Gaskells roman Cranford trekken de hoofdpersonages, juffrouw Jenkyns en juffrouw Matty, naar hun respectievelijke kamers om een sinaasappel te eten – ze zuigen hem het liefst uit en dat doe je in je eentje, zonder pottenkijkers. Maar ook in een modern gedicht vind ik die kinderlijke vreugde om een vrucht terug:

 

At lunchtime I bought a huge orange –

The size of it made us all laugh.

I peeled it and shared it with Robert and Dave –

They got quarters and I had half.

 

And that orange, it made me so happy,

As ordinary things often do

 

Fragment uit The Orange van Wendy Cope

 

Copes gedicht mag dan wel gaan over een typische wintervrucht, het gevoel van samen delen in de vreugde doet me ook heel erg denken aan de zomer.

In mijn kindertijd deelden we de eerste aardbeien. We schikten ze in kommetjes, deden er poedersuiker of vanille-ijs bij. We deelden een bakje frambozen tijdens de zomerse picknick of, vaker nog, een in stukken gesneden meloen. Die laatste roept bij mij beelden op van het strand, herinneringen aan het gekriebel van grassprieten aan mijn voeten en de geur van zoute ham. Onderweg met de auto hielden we halt om kersen te kopen. Vaak hadden mijn broer en ik het geduld niet om ze te spoelen. Zomervruchten veegden we schoon aan onze broekspijpen. Het leukst zijn de vondsten waar je tegenaan loopt, in het wild, zoals die zomer in Frankrijk, toen we zoveel bramen plukten dat onze dromen paarsblauw kleurden. Ik ken meerdere gedichten die de schrijver zuchten van blijdschap laten slaken om het vinden van zomers fruit. Mijn favoriet, Blueberries, is van Robert Frost en het begint zo:

 

You ought to have seen what I saw on my way

To the village, through Patterson’s pasture today:

Blueberries as big as the end of your thumb,

Real sky-blue, and heavy, and ready to drum

 

Wallace Stevens bezingt dan weer perziken (die hij niet zelf heeft gevonden). Hij proeft ze met zijn hele lijf. Een fragment uit A Dish  of Peaches in Russia:

 

Ah! and red; and they have peach fuzz, ah!

They are full of juice and the skin is soft.

 

They are full of the colors of my village

And of fair weather, summer, dew, peace.

 

 

Voor dichter Hendrik De Vries vormt de perzik dan weer een symbool:

 

Als een rijpe, geurige perzik,

Zo zijn wij in ziel en gemoed:

Van buiten wat hard en ruw,

Van binnen heel zacht en zoet.

 

Grevel Lindop fantaseert over een zomerdessert met bramen, rode bessen en aardbeien. Hij droomt van

 

a kitchenful of children

whose mouths grow purpleringed

and flecked with whipped cream

 

 

Geurige tomaten

 

Niki Segnit schrijft in De smaakbijbel dat tomaten op hun best zijn ‘als ze aan de plant hebben kunnen rijpen; dan ontwikkelen ze al hun assertieve zoetheid en zuurte.’ En of ze gelijk heeft. Mijn oertomaat, het kroonjuweel waaraan geen enkel exemplaar sindsdien heeft weten te tippen, groeide in de serre van mijn grootvader. Als kind liep ik de moestuin in om de deur van de serre te openen en te snuiven. Hoe zou ik die geur omschrijven? Warm, zoet, een pak exotischer dan in de rest van de groentetuin waar de sperzieboonstruiken saai tegen elkaar aan schurkten.

Tegenwoordig haal ik fraaie exemplaren op de boerderij of kweek ik tijgertomaatjes in eigen tuin. Ze doen me altijd denken aan die kindertijdtomaten, zoals dat gaat met smaken en de herinneringen die ze wakker kussen. Op tomaten ben ik dol om hun eenvoud en veelzijdigheid. Niemand verwoordde het zo mooi als Pablo Neruda in zijn Ode aan de tomaat:

 

de peper

voegt

zijn aroma toe,

het zout zijn magnetisme:

het zijn de bruiloften

van alledag (…)

 

Met zijn ‘bruiloften van alledag’ slaat Neruda de nagel op de kop. Zomerteelt heeft niet veel nodig. Een snufje zout of wat olie is genoeg.

Laat ik deze zonovergoten mijmering beëindigen waar ik begon, met pruimen. Deze keer kies ik voor pruimen die juist niet werden vergeten. Ze waren te lekker om te blijven staan:

 

This is just to say

 

I have eaten

the plums

that were in

the icebox

 

and which

you were probably

saving

for breakfast

 

Forgive me

they were delicious

so sweet

and so cold

 

William Carlos Williams