Gesmikkel in letterenland (Boek)

Wat is dat toch met al die etende en drinkende personages in verhalen? Een rondje literair tafelen.
Kathy Mathys
Van theekransjes met komkommersandwiches in de negentiende-eeuwse roman tot verhitte familiediscussies boven dampende curry’s in hedendaagse fictie: er wordt wat afgetafeld in verhalen. Eenmaal je eetscène-radar aanstaat, kan je haast geen boek oppakken of de broze held van dienst schuift de benen onder tafel. Bordewijk vond eten en drinken – net als seks – weinig interessant om over te schrijven, een calvinistische opvatting die hij, getuige het onophoudelijke getafel in fictie, met weinigen deelt. In ‘De wil en de weg’ stelt Jan brokken dat niet de tafelscènes op zich interessant zijn, wel wat ze onthullen over het personage. Het eetgedrag als manier om de contouren van een personage in te vullen dus. Denk maar aan de beroemde restaurantscène in  ‘Anna Karenina’. De overspelige, zinnelijke Oblonsky en de eenvoudige plattelandsjongen Levin eten oesters, duidelijk Oblonsky’s keuze. Koorknaapje Levin had liever kaas, brood en kolensoep gegeten. In ‘Olive Kitteridge’ van Elizabeth Strout eet het hoofdpersonage veel te veel:  ze probeert de leegte binnenin te vullen. In ‘Taras Boelba’ van Nikolaj Gogol is de titelheld de vleesgeworden levenslust. Om de thuiskomst van zijn zoon te vieren, vraagt hij zijn vrouw om te koken: ‘(…) sleep een hele ram voor ons aan, geef een geit, veertig jaar oude brandewijn (…) die schuimt en bruist als een razende.’             
Een van de meest fijnzinnige tafelscènes uit de 19e eeuw zit in ‘Mevrouw wil maîtresse worden’, een kortverhaal van Guy de Maupassant. Het is een van de vele taferelen waarin tafelen en erotiek wonderwel combineren. Een vrouw heeft een vreemd verzoek voor haar echtgenoot. Ze wil een bezoek brengen aan een café met chambres séparées, een plek waar verboden geliefden elkaar ontmoeten bij schaars kaarslicht. De vrouw wil dat de kelners haar aanzien voor zijn minnares. In het vertrek met rode fauteuils en een enorme spiegel proeven ze van de soupe de bisque en de poulet au diable tot ze te opgewonden zijn om verder te eten. ‘De kelner die het dessert wilde opdienen, tikte twee- driemaal discreet doch vergeefs aan de deur,’ schrijft de Maupassant. In zijn autobiografische essay ‘The Sixth Sense’ schreef Gary Shteyngart over zijn kindertijd dat vrouwen toen net zo mysterieus voor hem waren als pikante kruiden, welke overigens nooit te vinden waren in de keuken van zijn Russische moeder. Met de huidige stroom aan culinaire chicklit – Giulia Melucci’s ‘Liefde, lust en pasta’,’Chocolat’ van Joanne Harris, ‘De proefster’ van Giuseppina Torregrossa – zou je haast vergeten dat de combinatie van eten en seks niet nieuw is. Vóór de twintigste eeuw gebruikten auteurs eten vaak als metafoor voor seks, waarover niet geschreven mocht worden. Een van de beroemdste fragmenten zit in het achttiende-eeuwse ‘Tom Jones’ van Henry Fielding. Daarin gaan twee geliefden zich te buiten aan oesters, lamsbout, kreeft en rijpe peren. De sappen druipen van hun kin, terwijl ze verdrinken in elkaars blik. Het was trouwens Fielding die schrijvers vergeleek met de herbergiers. Ze moeten allebei zorgen voor een breed assortiment aan eetwaren zodat de klant aan zijn trekken komt.
Oplopende spanning
Filmregisseur Louis Malle vertelde ooit dat er zoveel tafelscènes in zijn films zitten omdat personages verplicht zijn om met elkaar te praten als ze samen eten. Tafelscènes hebben een groot dramatisch potentieel: er is geen ontsnapping mogelijk. Denk maar aan ‘Het diner’ van Herman Koch waarin de spanning geleidelijk oploopt, maar ook aan rampzalige familiemaaltijden in ‘De correcties’ van Jonathan Franzen of in ‘Het heimweerestaurant’ van Anne Tyler. In ‘Paris Match’ beschrijft Ann Patchett hoe een duur maal in een Parijs restaurant helemaal aan haar voorbijgaat omdat ze ruziet met haar geliefde. Ze herinnert zich enkel nog dat de late lunch $ 350 kostte. Wat ze precies at, is ze vergeten.                                                                                                                                                                                Eetscènes werken erg goed wanneer een schrijver iets wil vertellen over het sociale milieu dat hij in beeld brengt. In ‘De jaren van onschuld’ van Edith Wharton staan de strikte tafelcodes symbool voor de hypocrisie van de disgenoten. Het gehuwde hoofdpersonage is verliefd op een eigenzinnige gravin, een verboden liefde waar de hele gemeenschap zich stilzwijgend tegen verzet: ‘Terwijl zijn blik van het ene zelfvoldane doorvoede gelaat naar het andere ging, zag hij al die onschuldig ogende mensen die zich aan May’s gebraden eenden wijdden als een bende stille samenzweerders. ‘ May is de echtgenote van de verliefde man. In het verhaal ‘Fiction’ van Alice Munro bereidt Joyce ‘devilled eggs’ – een recept van gevulde, gekookte eieren uit het zuiden van de Verenigde Staten – voor de verjaardag van haar man. Ze vreest dat ze een ongeschreven sociale code heeft gebroken, dat het gerecht te ouderwets is en te zeer herinnert aan kerkdiners. Ook de Nederlandse literatuur heeft met ‘De avonden’ van Gerard Reve een geweldige ‘eetroman’. Reve laat aan de hand van de tafelscènes zien hoezeer Frits Egters walgt van zijn ouders. Elk geluid dat zijn vader tijdens het eten maakt, doet de woede in hem op opborrelen. Zure haring, roze vla en erwtensoep, dat zijn de gerechten die Egters’ moeder op tafel zet en die het hoofdpersonage enkel prijst om te zien hoe zijn moeder zal reageren.
Tafelende dwazen en picknicks
Hoewel Jane Austen in haar brieven veel verwijst naar haar eetgewoonten, zijn de eetscènes in haar werk niet bourgondisch . Austen gebruikt tafelmomenten vooral om de spot te drijven met haar personages. Mevrouw Bennet, de moeder in ‘Trots en vooroordeel ‘, probeert voortdurend te verbergen dat haar afkomst bescheiden is. Ze vertelt aan iedereen die het horen wil dat haar dochters niet hoeven te helpen in de keuken. Wanneer meneer Bingley, verliefd op haar dochter Jane, komt dineren, is ze in paniek. Op maandag kan je namelijk geen vis krijgen en mevrouw Bennett is er van overtuigd dat de huwelijkskansen van haar dochter zullen verhogen als er een mooie vis op tafel verschijnt. Nog meer tafelende dwazen zitten er in ‘Het uur van de dieren’ van Howard Jacobson. Daarin tafelen een schrijver die op zijn retour is en een uitgever in een afstands restaurant. Vroeger aten ze oesters bij L’Étoile, iets wat ze zich in tijden van economische crisis niet langer kunnen permitteren. Jacobson amuseert zich duidelijk met het fragment waarin hij hen bietensalade en pudding laat eten.
                                                                                                                                                                   In ‘Reel Meals, Set Meals’, haar boek over eettaferelen in films en theater, stelt de Australische Gaye Poole dat de setting een grote invloed heeft op het gedrag van de personages. Aan dure banketten is de etiquette zo stijf dat personages niets durven te doen wat ongangbaar is. Op informele locaties ligt dat anders. Dat merk je bijvoorbeeld in noir-romans uit de jaren 1930 waarin veel diners voorkomen. Daar kunnen personages van divers pluimage elkaar ontmoeten en dat levert onconventionele confrontaties op. Een lossere setting haalt soms ook de minder leuke kanten van iemand naar boven:  in ‘Emma’ beledigt het hoofdpersonage een eenzame oude vrijster tijdens een picknick, iets wat ze niet had gedaan tijdens een plechtstatig diner. Op dezelfde picknick flirt Emma met Frank Churchill, wat ze binnenshuis ook had achterwege gelaten.
A la recherche
Iedereen kent wel de beroemde scène uit Proust waarin een madeleine-koekje een stroom aan herinneringen oproept bij het hoofdpersonage. Geuren en smaken roepen beelden op van vroeger, ook in dit fragment uit Tolstojs ‘De dood van Ivan Iljitsj’: ‘Wanneer Ivan Iljitsj aan de blauwe pruimencompote dacht, die zij hem vandaag gebracht hadden, dan herinnerde hij zich de rauwe, gerimpelde, Franse gedroogde pruimen uit zijn jeugd, hij herinnerde zich de eigenaardige smaak en het vele speeksel in zijn mond, wanneer hij de pit had bereikt, en met deze herinneringen aan de smaak dook er een hele rij herinneringen uit die tijd in hem op: de kindermeid, zijn broer, zijn speelgoed’. In ‘De woestenij ‘ van Samantha Harvey heeft het hoofdpersonage Alzheimer en staat het eten uit zijn kinderjaren symbool voor een tastbare identiteit. Nu weet hij niet langer wat hij lekker vindt en dat desoriënteert hem: ‘Maar of hij van frambozen houdt weet hij eigenlijk niet meer.’ Michael Chabons ‘Telegraph Avenue ‘ laat een personage zien dat het gevoel heeft dat zijn hele leven hem ontglipt. Op zoek naar troost koopt hij de taart die hij als kind altijd at en de geuren in de bakkerij ‘vervulden hem met zo’n hevig gevoel van gemis dat hij wankelde op zijn benen.’                            

Niet alle schrijvers lassen eetmomenten in om strategische of symbolische redenen. In sommige verhalen staan eten en koken centraal omdat het hoofdpersonage een kok is. Een van mooiste in het genre is ‘Babette’s feestmaal’ van Isak Dinesen. Babette is een Franse kok die een verrukkelijk feestmaal bereidt voor een protestantse gemeenschap in het onherbergzame Jutland in Denemarken. De schrijfster levert kritiek op het repressieve religieuze klimaat aan de hand van somptueuze taferelen. Je likt je de vingers af bij de beschrijvingen van de Blinis Demidof, de Cailles en Sarcophages en de Potage à la tortue. Gelukkig vind je de recepten van al dit moois online, zelfs dat van schildpaddensoep, al kunnen we ons enkel trachten voor te stellen hoe deze negentiende-eeuwse klassieker zou smaken. Een laatste woord, ten slotte, over zij die alleen eten, in stilte. Je vindt ze in de wondermooie anthologie ‘Alone in the Kitchen With an Eggplant’, met verhalen van Haruki Murakami en Nora Ephron.