Jo Kyung-Ran – Tong (De Standaard)

Octopus en zee-egel

 

Een Zuid-Koreaanse chef neemt wraak op haar minnaar in het bevreemdende ‘Tong’.

 

Kathy Mathys

 

‘Het zal wel beter gaan als het baarsseizoen weer begint,’ krijgt Chǒng Chiwǒn te horen enkele weken na de breuk met haar vriend. Het paar heeft de gemeenschappelijke spullen ‘als knikkers onder elkaar verdeeld’. Hij heeft een nieuw liefje, een rank model; zij blijft verbitterd achter, kan niet loslaten, niet eten ook, erg onhandig voor een chef.

Chǒng Chiwǒn keert terug naar het restaurant waar ze leerde koken, bereidt er truffels met asperge, zee-egel met kaviaar. Het verhaal speelt in de late winter en het vroege voorjaar en ontspint zich mooi langzaam, op hetzelfde tempo waarmee de vertelster uit haar lethargische toestand kruipt. Alleen is dit geen vertelling over troost en heling, wel over wraak en scherpe koksmessen. Om de overgang tussen winter en lente te karakteriseren, bezigt de Zuid-Koreaanse schrijfster dit sterke beeld: ‘De gevangen octopussen onderwater wriemelen geschokt door elkaar en spuiten pikzwarte inkt, alsof ze de wonden van de hele winter er in een keer uitspuwen.’

Jo Kyung-Rans stijl is filmisch, met veel glibberige, zinnelijke taferelen. Het verhaal is zo eenvoudig dat er ruimte is voor culinair bespiegelingen over de relatie tussen liefde en eten bijvoorbeeld, over smaakontwikkeling, over zout. Het essayistische karakter maakt van ‘Tong’ meer dan het zoveelste wraakverhaal. Wie vreest voor bloederige taferelen, mag gerust zijn. Het boek kleurt steeds donkerder en vreemder. Aan het eind neemt de kok wraak, maar zelfs dan blijft ze de fijnzinnige epicurist die ze altijd is geweest.

 

****

 

( – vertaald door Remco Breuker en Imke van Gardingen – Orlando – 239 blz.