Tamsin Calidas – Ik ben een eiland (De Standaard)

Woeste wateren

Lees hier de krantenversie: Tamsin Calidas – Ik ben een eiland

Tamsin Calidas droomde van een leven bij de oceaan. Dat kreeg ze, al ziet het er heel anders uit dan ze zich had voorgesteld.

 

Het leven zit Tamsin Calidas te nauw. Ze droomt van een open horizon, van een plek waar je enkel de meeuwen hoort schreeuwen, de golven hoort kapotslaan tegen het land. Jarenlang heeft ze een oude kaart van Schotland aan de muur hangen waarvan de aanblik haar hart laat opspringen. Het duurt een poos voor ze haar thuis gaat zoeken in noordelijke wateren, het ritme van haar leven is danig snel dat de Schotlanddroom begint te vergelen.

Ze leert haar man Rab kennen, vindt met hem een plek in Londen. Wanneer de buurt vergrauwt en het straatgeweld te dichtbij komt, besluiten Rab en zij de sprong te wagen: ze kopen een croft – de benaming voor een boerderij met omringende landerijen – op een eiland van de Schotse Hebriden. Het telt 120 bewoners en is 25 km lang. Het huis trachten ze voor de winter bewoonbaar te maken, de schrijfster noemt het ‘verlaten en onbemind’. Ze wil het warmte inblazen, hoopt dat er op korte termijn kindervoetjes rondstampen op hun domein.

Een idylle wordt het leven op de croft niet. Daarvoor zijn land en lucht te ruig en ruw. Over een storm schrijft ze: ‘Mijn vel tintelt vlak voor de verblindende flits komt. De elektra knalt eruit. De bruisende duisternis die erop volgt, is levend en ondoordringbaar.’

Zelfs op zonnige dagen hangt er een schaduw over het leven van het echtpaar: de lokale bevolking haalt haar neus op voor de nieuwkomers. Calidas beschrijft de eilandgemeenschap als een haast feodale wereld. Wie niet tot de clan behoort, komt er niet tussen. Enkelen wisselen een zuinig woordje met de Engelsen, de meesten houden afstand. Calidas publiceerde dit boek onder pseudoniem. Ze laat na om de naam van het eiland te noemen. Toch hebben lokale bewoners zich in haar memoir herkend en zijn ze niet gelukkig met het portret van een gemeenschap waar het geweld, meestal onder invloed van drank, vaak opflakkert. Overigens vermeldt Calidas wel dat het leven op de Hebriden de laatste jaren aan het veranderen is en dat nieuwkomers er steeds meer een plek vinden.

 

Belaagd

 

Het verlangen naar een wilder bestaan is eeuwenoud. Vroeger waren het vooral mannelijke avonturiers die boeken publiceerden over hun barre leven te midden van de elementen. Tegenwoordig weerklinken ook vrouwenstemmen, zoals die van Amy Liptrott, Raynor Winn, Lisa Woollett. De beste boeken over de wildernis, zoals die van Annie Dillard of Nan Shepherd, laten de wisselwerking zien tussen mens en landschap. Ook ‘Ik ben een eiland’ is zo een boek. Voor Calidas is het de oceaan die haar geest voorgoed verandert. Jarenlang vermeed ze die omdat hij te onbarmhartig en verraderlijk was. Nadat haar huwelijk uiteenspat en haar leven ontdaan wordt van elke franje of illusie zoekt ze het grijze water op.

Calidas tast het eiland af met woorden die aansluiten bij haar geestelijke toestand. De winterwind ‘verzengt het eiland tot op het bot, al het leven wordt ontveld, afgesneden, verlaten.’ Haar diepe eenzaamheid is aanvoelbaar en heeft een donkere ondertoon omdat ze verkleefd is met onveiligheid. Nu haar man is vertrokken, zien de eilanders helemaal geen reden waarom ze nog zou blijven, iets wat ze haar ronduit zeggen. De schrijfster wordt meermaals belaagd door dronken mannen. Een vrouw die op haar eentje een boerderij bestiert, wordt gezien als een bedreiging van de sociale orde. ‘Ik ben een eiland’ laat zien hoe giftig bange mensen zich kunnen uitlaten. Ook de vrouwen bijten haar gemene dingen toe, over haar kinderloosheid bijvoorbeeld.

Je leest dit boek met het hart in de keel. Vooral de eerste helft bevat tal van passages die de adrenaline door je lijf laten razen. Mooi is de afwisseling tussen hooglyrische passages en gortdroge zinnetjes als ‘Rab gaat vreemd’. Minder mooi zijn de inkoppers, vooral in de tweede helft van het boek: ‘Soms moet je het verleden loslaten om een toekomst te kunnen bouwen.’ Ze vormen de enige smet op deze doorleefde, rijke memoir die je niet enkel laat nadenken over hoe jij je tot je omgeving verhoudt maar ook over je relaties met anderen.

 

Kathy Mathys

 

****

 

Tamsin Calidas – vertaald door Hans Kloos – Pluim – 327 blz.