Om bij mijn schrijfhuisje te komen, moet ik onze tuin door. Hij is niet dieper dan 15 meter, niet breder dan ons huis, maar hij biedt plek aan een pruimelaar en een appelboom, een duivelswandelstok en een krentenboom en aan bloemen, zoveel mogelijk bloemen. Waar ik maar een plekje vind, zaai ik eenjarigen. Strobloemen, korenbloemen, Oost-Indische kers, zinnia’s: ze geven de lichte maanden kleur.
Tijdens het tuinieren denk ik tegenwoordig vaak aan Emily Dickinson, de 19e-eeuwse Amerikaanse dichteres die in haar tijd vooral bekend stond om haar talent voor bakken en tuinieren. Net als mijn man Warner en ik verwelkomde Dickinson spontaan aangewaaide bloemen, hield ze van borders met een wildere uitstraling. Laatst las ik een boek over Dickinsons tuiniersleven: The Gardens of Emily Dickinson van Judith Farr, een prachttitel voor wie houdt van bloemen, tuinieren en poëzie.
In Victoriaanse tijden was rozen kweken of viooltjes planten een typische hobby voor dames uit de betere klasse, waartoe de Dickinsons behoorden. Alleen was tuinieren voor Emily Dickinson veel meer dan een aardig tijdverdrijf. Voor de schrijfster, die tijdens haar leven nauwelijks iets zou publiceren en na haar dood zou uitgroeien tot een van Amerika ’s allergrootste dichters, hoorden tuinieren en dichten bij elkaar zoals in- en uitademen. Ze schreef over de bijen en vlinders in haar tuin, over rode klaver en madeliefjes. In een van haar vele duizenden brieven noemde ze haar gedichten ‘bloesems van het brein’. Makkelijk is haar poëzie niet. Zonder handleiding lukt het me niet altijd om de betekenis te achterhalen. Judith Farr vergelijkt in haar boek de compactheid van lentebollen met Dickinsons gedichten. Net zoals een piepklein knolletje kan uitgroeien tot een schitterende bloem, geven Dickinsons korte gedichten hun schoonheid geleidelijk prijs.
Dickinson vergezelde haar brieven van levendige tuinboeketten. Omdat ze zo weinig contact had met de buitenwereld liet ze haar bloemen en haar woorden voor zich spreken. Ook ik ben een fervent brievenschrijver. Wekelijks gaan er minstens twee of drie de deur uit. Net als Dickinson stop ik weleens een bloem bij de geschreven woorden, zij het een gedroogde. Misschien ben ik met mijn ouderwetse hobby’s als bloemen drogen en brieven schrijven in de verkeerde eeuw geboren. Gelukkig zijn daar de woorden van schrijvers en dichters die moeiteloos een brug slaan tussen onze tijd en die van hen. Zoals deze van Emily:
De Bij is niet bevreesd voor mij.
De Vlinder ken ik goed –
Het sierlijk volkje van het Bos
Ontvangt mij met een groet-
De beek lacht luider
Als ik kom-
De bries gaat meer te keer;
Waarvoor mijn oog uw zilveren waas,
O Zomerdag, waarvoor?
PS: Wil je meer weten over waarom Emily Dickinson zo weinig contact had met de buitenwereld, lees dan een van deze boeken voor een levendig portret van de schrijfster, These Fevered Days. Ten Pivotal Moments in the Making of Emily Dikinson van Martha Ackmann of Lives Like Loaded Guns. Emily Dickinson and Her Family’s Feuds van Lyndall Gordon.
Emily Dickinson maakte in haar jonge jaren een herbarium. Dit is een bladzijde uit dat prachtige boekwerk: