Adam Johnson interview (De Standaard)


Verbod op sterrenkijken

De gruwelen van het Noord-Koreaanse regime staan beschreven in talloze non-fictieboeken. De Amerikaan Adam Johnson koos voor een roman over ‘ de meest glorieuze natie ter wereld’. Het resultaat is overweldigend.

Kathy Mathys

De tot op de nanoseconde gechoreografeerde legerparades, de bombastische monumenten in hoofdstad Pyongyang en de ondoordringbare gezichten van de staatshoofden: Noord-Korea is een land dat we enkel kennen van flarden, ensceneringen. Hoe ziet het echte leven eruit? In zijn derde roman slaagt Adam Johnson erin om in de huid te kruipen van een uitgebreide cast Noord-Koreanen. Hij vindt het vreemd dat er niet eerder romans verschenen over het land.
‘ Er zijn enkele Zuid-Koreaanse boeken, een handvol thrillers. Is er een natie waarover zo weinig romans bestaan als Noord-Korea? Ik vind het bizar dat niet meer mensen gefascineerd zijn. Toen ik op Stanford University, waar ik les geef, vertelde over mijn boek in wording, ging iedereen ervan uit dat mijn hoofdpersonage een Amerikaan was, die naar Noord-Korea trekt, er inzichten verwerft en terugkeert naar zijn thuisland. Dat is een basisrecept voor veel Amerikaanse romans. Mijn collega’s vonden het krankzinnig dat ik over Noord-Korea wou schrijven. ‘Je wilt je vaste aanstelling toch niet in gevaar brengen?’, zeiden ze.’
Johnson rolde geleidelijk aan in het project. Het begon allemaal met ‘ The Aquariums of Pyongyang: Ten Years in the North Korean Gulag’ van Kang Chol-Hwan, die met zijn volledige familie in een kamp van 50.000 mensen terechtkwam. Een verbijsterde Johnson wist niet dat er nog zulke grote goelags bestonden. Hij was pas vader geworden en vroeg zich af hoe je een mens kan zijn in dergelijke omstandigheden.
‘Uit nieuwsgierigheid las ik meer boeken over het onderwerp, zoals dat van Bruce Cumings, die gespecialiseerd is in het Noord-Koreaanse perspectief. Op internet las ik de getuigenissen van ontsnapten zoals ‘ The Hidden Gulag’ van David Hawk. Dat laatste is een combinatie van getuigenissen met satellietfoto’s van de kampen. Geleidelijk aan ontstond het idee voor een roman en kwam ik de details te weten die ik nodig had.’
Johnson begon de Noord-Koreaanse propoganda dagelijks te lezen, een gewoonte die hij aanhoudt, zelfs nu zijn boek verschenen is. Japan vist de Noord-Koreaanse berichten op, vertaalt ze in het Engels en zet ze online. Johnson laat me het bericht van de dag zien over een pas verschenen roman waarin voormalig leider Kim Jong-il een heldenrol vervult.
‘ Kim Jong-il beklimt een berg. Dit is de enige roman die net uit is, iedereen leest momenteel ditzelfde boek. Nu ik de propaganda al enige jaren lees, weet ik hoe saai, zinloos, belachelijk en verdovend die berichtgeving wel is. Geloven de Noord-Koreanen die nonsens? Ik denk het niet, maar ze hebben geen alternatief voor hun huidige leven.’
‘Gestolen leven’ is een roman met verschillende stemmen en verhaallijnen. Bijzonder indrukwekkend zijn de speeches en luidsprekerberichten die Johnson verzon.
‘In de vroege jaren 1970 installeerde Kim Il-sung overal in het land een soort kabelradio. Alle pleinen, flats, fabrieken kregen luidsprekers. Mensen moeten naar de boodschappen luisteren. Kim Il-sung verkondigde dat ze dienden voor sirenes, in het geval van een Amerikaanse aanval. Angst is het machtigste wapen van de leiders. Ze beweren dat ze het voedsel moeten sparen ‘tot na de aanval’ en reiken dat aan als een verklaring voor de armoede. Het is niet zo vreemd, dat verhaal van de Amerikaanse bombardementen. Na de Amerikaanse aanval van 1951 stonden er in de hoofdstad nog drie gebouwen overeind.’

Westerse conventies

Monotonie en herhaling: het zijn dé ingrediënten van het dagelijks leven in Noord-Korea. Toen Johnson begon te schrijven, geraakte hij in moeilijkheden want zijn verhaal was te saai.
‘ Het is niet zo dat ik brak met het realisme. Zowat alles wat ik schrijf, komt uit bestaande luidsprekerberichten: de resultaten die de Geliefde Leider haalt bij een golftornooi, krankzinnige recepten of aanmoedigingen om kastanjes te oogsten. Ik heb wel wat overdreven. Voor zover ik weet, bestaat er geen verbod op kijken naar de sterren. Toch is dit het soort land waar wegdromen bij een mooie hemel zomaar verboden zou kunnen worden.’
Er is nog een andere reden waarom Johnson, docent creatief schrijven, worstelde met het verhaal. De conventies van de Westerse literatuur vervallen in een natie als Noord-Korea, waarin persoonlijk geluk irrelevant is.
‘ In de Westerse literatuur ontdekt een personage zijn of haar grote verlangen en probeert hij of zij dat verlangen te vervullen. Mijn studenten, die weinig lezen, laten voortdurend opmerkingen vallen als ‘Er is meer conflict nodig’ of ‘Er staat niet genoeg op het spel’. Die regeltjes en wetmatigheden ben ik in vraag gaan stellen. In Noord-Korea staat een individu niet centraal in eigen leven. Het nationale verhaal is belangrijk, niet het intieme. Er is maar één hoofdpersonage en dat is de regeringsleider. Vluchtelingen getuigden meermaals over schoolbezoeken van Kim Jong-il die bepaalde wie er later welke job zou uitvoeren. Als de leider vindt dat je visser moet worden, dan word je visser. De centrale vraag in mijn roman is dan ook wat er gebeurt met je identiteit wanneer je die moet verbergen. In het eerste deel van de roman is hoofdpersonage Jun-do een modelburger die, precies omdat hij zich schikt naar het systeem, vlak aandoet voor Westerse lezers. Een verkenning van de psyche is nu eenmaal niet aan de orde in Noord-Korea. In deel twee ligt dat anders en is hij een meer ‘Westers’ personage. Toen ik de verhalen van vluchtelingen las, viel het me op dat die heel weinig introspectie en drama bevatten. Alles wordt op dezelfde, vlakke toon verteld, mogelijks door het trauma dat de betrokkenen opliepen.’
Johnson overwoog om een non-fictieboek te schrijven over Noord-Korea, een idee dat hij liet varen toen hij besefte dat een land waarover veel onbekend is juist uitermate geschikt als onderwerp voor een roman.
‘ In verhalen kunnen we gebruik maken van onze kennis van het universele om lacunes in te vullen, de intieme details die onbekend zijn. Ik dacht na over hoe ik me zou gedragen, mocht ik in Noord-Korea wonen. Zou ik mijn kinderen, die nu 6, 7 en 9 zijn, leugens wijsmaken of niet? Ze zijn op een leeftijd gekomen waarop je zou kunnen onthullen dat ze niet in de grootste natie van de wereld opgroeien. Zou ik hen zeggen dat de elite in de hoofdstad de plattelandbewoners uitbuit? Als je dat met je kinderen deelt, dan gaan ze betekenis toekennen aan de wereld die hen omringt, worden ze kritisch, stellen ze vragen en daardoor komt hun leven in gevaar. Overleven en een volwaardig, vol bestaan leiden, zijn onverenigbaar in Noord-Korea.’
Johnson putte niet enkel uit eigen leven. Voor de beschrijvingen van de martelpraktijken van het regime, waarover weinig bekend is, greep hij naar documenten over Cambodja, ten tijde van de Rode Kmer.
‘ Het grote probleem met Noord-Korea is dat we niets met zekerheid weten. We hebben satellietbeelden en orale getuigenissen van vluchtelingen. Er is één aan ons bekende ontsnapte uit kamp 14, één van de gruwelijkste kampen. Zijn verhaal is van onschatbare waarde maar niemand kan het bevestigen. Zelfs als er twee ontsnapten zijn, heb je twee getuigenissen, meer niet. Herinneringen zijn nu eenmaal grillig en beïnvloedbaar door emotie. Het trauma dat de vluchtelingen doorstonden, is enorm. De ontsnapten zijn afkomstig van het platteland. Hoofdstedelingen vluchten niet want die hebben een behoorlijke baan, lijden geen honger. Daarom weten we weinig over de marteltechnieken. Daarom heb ik gekeken naar de marteltechnieken van de Rode Khmer in Cambodja, een vergelijkbaar land tijdens de jaren 1970. Het militaire regime nam foto’s van alle slachtoffers en schreef de ‘biografie’ van iedereen neer. Ik gruw van het geweld maar ook van de gedachte dat ze de biografie ‘namen’, dat ze de narratieve essentie van een mens, zijn persoonlijke verhaal, stalen.’
Jun-do komt terecht in de handen van een beul die de biografie van zijn slachtoffer neerschrijft. Die beul doet zijn verhaal en dat van zijn familie in de ik-vorm. Johnson vond het fundamenteel om verschillende stemmen te laten horen.
‘In Noord-Korea is er voortdurend sprake van tegenstrijdige versies van verhalen: de officiële luidsprekerversie, de versie van de vluchtelingen, die van de hoofdstedelingen enzovoorts. Daarom is de roman gefragmenteerd. Dat past in een verhaal over mensen van wie de identiteit aan stukken is geslagen.’

Cassablanca

Jun-do is een pion van de regering die in veel segmenten van de maatschappij terechtkomt. Johnson laat hem inschepen op een Noord-Koreaanse vissersboot, stuurt hem naar de gevangenis en naar de villa van de grootste filmdiva van het land. De details zijn verbluffend, de psychologische finesse laat de lezer versteld staan. Toch was Johnson slechts zes dagen in Noord-Korea:
‘Toen ik op de helft van de roman zat, reisde ik er enkele dagen rond. Mijn begeleiders, die bepaalden wat ik wel en niet te zien kreeg, waren op hun hoede omdat ik een Amerikaan ben. Ik zat in een hotel waar Noord-Koreanen niet mogen komen. Al het personeel in het hotel was Chinees dus denk maar niet dat je een gewone Noord-Koreaan kan ontmoeten. Het is illegaal voor Noord-Koreaanse burgers om met buitenlanders te praten. Toen ik tussen duizenden Noord-Koreanen rondliep, keek niet één van hen me in de ogen. Dat stimuleerde mijn verbeelding enorm. Ik wou de zwijgende gezichten tot leven brengen. Grappig genoeg was één van de dingen die ze me absoluut wilden laten zien, ook voor mijn roman een belangrijke locatie, de begraafplaats van de martelaren van de revolutie. Ik ontdekte dat de bustes op het kerkhof niet steeds dezelfde zijn. Valt iemand uit de gratie, dan haalt de overheid het beeld van de grootouders weg. Zelfs Noord-Koreaanse legendes vallen ten prooi aan revisie.’
Het zijn de kleine details die Johnson het meest verbijsterden, zaken waarvan de begeleiders niet doorhadden dat ze schokkend zijn voor Westerlingen.
‘In het Noorden reden we door korenvelden vol torens. Toen ik informeerde naar hun bestemming, antwoordden mijn begeleiders luchtig: ‘Daar slapen de bewakers.’ Toen ik vroeg wie er het koren zou stelen, werden ze zenuwachtig. Ik vroeg niet verder, wou niemand in de problemen brengen. Een ander voorbeeld: we reden over een heel brede weg. Er zijn nauwelijks auto’s in Noord-Korea en de wegen zijn zo breed voor het geval er een evacuatie is. Er kwam een vuilniswagen aangereden, vol mensen. Eén van hen was een man in kostuum, naast hem stond een laborante. Ik was verbaasd en vroeg wie ze waren. Het bleken ‘vrijwilligers’ te zijn die meehelpen met de oogst. Meer uitleg kreeg ik niet. Die mensen in hun vreemde outfits, achterin een vuilniswagen, bleven me bij.’
Voor Johnson was het liefdesverhaal, een variant van de plotlijn uit ‘Cassablanca’, noodzakelijk om er een volwaardige roman van te maken. Het is het enige element waarvoor hij kritiek kreeg. Sommige critici vinden het te zoet.
‘ ‘Gestolen leven’ is een roman over ‘het zelf’, over de zoektocht naar identiteit. Jezelf laten zien aan een geliefde, is erg risicovol binnen de Noord-Koreaanse context. Het wantrouwen en de angst voor verklikking is groot. Sun-Moon is een filmdiva, ze behoort tot de top van de elite. Ze gelooft dat ze een grote actrice is, tot ze ‘Cassablanca’ ziet en dat breekt haar. Ik weet niet of mensen liederen maken of verhalen schrijven in Noord-Korea. We hebben enkel weet van kunst in opdracht van het regime. Ik kan alleen maar hopen dat het kan.’

****
Adam Johnson – Gestolen leven – vertaald door Miebeth van Horn – Signatuur – Amsterdam – 488 blz. – Oorspronkelijke titel: The Orphan Master’s Son.