dave Eggers en Achak Deng interview (De Standaard)


Fietsen in de woestijn

‘Wat is de wat’, de nieuwste roman van Dave Eggers, brengt het levensverhaal van de Soedanese vluchteling Valentino Achak Deng. Vier jaar lang werkten Eggers en Deng aan wat een wonderbaarlijk boek zou worden.

Kathy Mathys

‘Tegenwoordig doen we bijna alles samen,’ lacht Dave Eggers. Dus schuift Valentino Achak Deng gewoon mee aan tafel voor een gesprek over ‘Wat is de wat’. Dat Eggers sinds zijn debuut ‘Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit’, een sterrenstatus geniet, is hem niet aan te zien. ‘Valentino is de expert,’ verontschuldigt hij zich af en toe om dan het woord weer aan Deng te geven. Eggers is duidelijk niet naar Amsterdam afgereisd voor een terugblik op zijn inmiddels al indrukwekkende schrijversloopbaan. ‘Ik heb al genoeg over mezelf gepraat, nu is het tijd om de verhalen van anderen te vertellen,’ klinkt het.
In 1987 – Deng is op dat moment nauwelijks zes jaar oud – barst het geweld opnieuw los in Zuid-Soedan. De gewapende strijd tussen het SPLA, het rebellenleger uit het Zuiden, en de murahaleen, krijgers ingezet door de regering uit het Noorden, zal jarenlang aanslepen. Deng, die met zijn familie in Marial Bai woont, wordt gescheiden van zijn ouders, broers en zussen tijdens een raid door de murahaleen. Hij sluit zich aan bij een groep vluchtelingen, de meesten onder hen jongens die nog geen twaalf zijn. Hun tocht langs verschroeide velden, platgebrande dorpen en geiten met opengereten buiken voert hen naar Ethiopië. In het vluchtelingenkamp van Pinyudo leert Deng lezen en slaagt hij erin om uit de greep te blijven van het rebellenleger dat steeds jongere soldaten recruteert. Na Ethiopië volgen nog tien jaar in het Keniaanse vluchtelingenkamp Kakuma (het Keniaanse woord voor ‘nergens’, km). Deng wordt leraar, geeft aidsvoorlichting en speelt mee in politiek geëngageerde stukken. In 2001 immigreert hij samen met duizenden anderen Lost Boys – Zuid-Soedanese vluchtelingen die hun ouders uit het oog verloren tijdens de oorlog – naar de V.S. Het is Mary Williams, dochter van Jane Fonda en oprichtster van de Lost Boys Foundation, die Dengs verhaal aan Dave Eggers vertelde:
‘In de herfst van 2002 kreeg ik een brief van Mary Williams met de vraag of ik Valentino wou ontmoeten. Hij zocht namelijk iemand die zijn verhaal kon neerschrijven. Begin 2003 hebben we elkaar dan voor het eerst gezien in Atlanta, waar Valentino toen woonde. Dat weekend hebben we wel tien uur lang gepraat. Tijdens de weken erna volgden nog urenlange telefoongesprekken en leerden we elkaar beter kennen. We wisten toen wel dat we samen iets wilden doen, al hadden we nog geen idee welke vorm dat project zou aannemen.’
Valentino is een begeesterd verhalenverteller die een publiek moeiteloos in de ban kan houden. Toch had hij iemand nodig die zijn volledige verhaal in boekvorm kon gieten: ‘Ik sprak wel vaak voor publiek over de situatie in Soedan en over mijn leven in vluchtelingenkampen, maar ik kon mijn relaas zelf niet in het Engels schrijven. Ik zou mijn verhaal zonder problemen kunnen doen aan de Dinka (Dengs stam die in Zuid-Soedan leeft, km). Voor westerlingen ligt dat anders. Dinka zouden nooit uitweiden over welk kleur de lucht heeft, terwijl westerse lezers dat blijkbaar wel graag weten. Dave moest me vaak om meer details vragen. Wanneer ik zei ‘De man in de rivier stierf’, wou hij weten hoe dat precies gebeurde. Aan de Dinka moet je zoiets niet vertellen, ze hebben allemaal genoeg geweld en lijden gezien.’
Eggers en Deng trokken in 2003 naar Soedan, waar Deng voor het eerst sinds hij zes was zijn ouders terugzag. Na twee jaar grondige research begon het schrijven van wat Eggers zijn moeilijkste roman noemt: ‘ Ik heb nooit eerder zo een grote druk gevoeld. Het verhaal moest accuraat zijn en historisch correct. Het boek representeert namelijk niet alleen Valentino maar ook alle andere Lost Boys. Tegelijk wou ik dat het boek toegankelijk was voor een groot publiek en dus ook voor mensen die niet meteen geïnteresseerd zijn in de Soedanese oorlog. Het moest meeslepend zijn, spannend en ook esthetisch waardevol. In het begin voelde ik me erg onzeker en stuurde ik paragraaf na paragraaf op naar Valentino met de vraag of de toon wel juist was. We hebben samen hard gewerkt aan Valentino’s vertelstem. Toen die goed zat, ging het vlotter.’ Op de vraag waarom hij Dengs verhaal een roman noemt, antwoordt Eggers: ‘Waarschijnlijk zouden de meeste schrijvers het een memoire noemen, ook al zitten er fictionele elementen in. Probeer je nog maar eens te herinneren hoe jij je precies voelde toen je zes was of welke gesprekken je had. Alle gebeurtenissen die in het boek staan, gebeurden echt maar voor de dialogen en beschrijvingen heb ik natuurlijk wel mijn verbeelding gebruikt.’

Tijdens hun tocht door oorlogsgebied stonden de vluchtelingen heel wat gruwelen te wachten. Sommigen stierven door ziekte of uithongering of ze werden opgegeten door leeuwen. ‘Sterven is voor een jongen in Soedan heel gemakkelijk’, schrijft Eggers. Toch is ‘Wat is de wat’ een opmerkelijk hoopvol boek. Er zit zelfs humor in, al gaat het hier niet om de slimme kwinkslagen die we kennen uit Eggers’ eerdere werk. Vinden de twee de roman ook optimistisch? Deng vindt alvast van wel: ‘Er zitten inderdaad heel bemoedigende passages in. Toen ik mijn dorp verliet, was ik te klein om de omvang van het conflict te bevatten. Ik dacht dat ik na een paar weken weer naar huis zou kunnen. Er waren die eerste maanden zelfs momenten waarop ik meende dat het allemaal één groot avontuur was. Maar ook later, toen ik wél besefte wat er aan de hand was, kende ik blije ogenblikken. Toen ik plots op een eenzaat in de woestijn botste, bijvoorbeeld. Hij leende me zijn fiets en ik mocht een paar rondjes rijden. Magisch, was dat. Of mijn afspraakjes in het vluchtelingenkamp met een mooi meisje als Tabitha. Het is waar dat ik vreselijke dingen heb meegemaakt, ook na 2001 toen ik in de V.S. ging wonen. Tabitha werd er vermoord door een jaloerse ex en in Atlanta was ik het slachtoffer van een gewapende overval. Toch ben ik gelukkig en zit ik niet vol wraakgevoelens. In de V.S. heb ik heel veel hulp gekregen en daar ben ik dankbaar voor. Het vredesakkoord van 2005 voor Zuid-Soedan heeft me ook zeer hoopvol gestemd.’
Eggers blijft zich naar eigen zeggen verbazen over Dengs optimisme: ‘Toen hij me belde na die overval, kon ik mijn oren niet geloven. Heeft hij nu nog niet genoeg meegemaakt, dacht ik? Volgens mij is ‘Wat is de wat’ een verhaal over onverdroten moed en menselijke kracht. Ook op politiek vlak hoop ik dat het geen deprimerend boek is. Er is nu al twee jaar vrede in Zuid-Soedan en men werkt er aan de heropbouw van het land. Ik wou absoluut Marial Bai in pre-oorlogstijd aan de lezer laten zien, tonen dat vrede voor Zuid-Soedan geen utopie is.’
De opbrengsten van ‘Wat is de wat’ gaan integraal naar de Valentino Achak Deng Foundation, die zowel voor Soedanezen in de V.S. als voor de lokale bevolking in Zuid-Soedan fondsen werft. ‘ Momenteel zijn we bezig met de bouw van een school en een bibliotheek in Marial Bai,’ vertelt Deng. ‘Toen ik leerde lezen, schreef ik met mijn vinger in het vuil en later deelde ik een potlood met een andere vluchteling. Nu zullen de kinderen met degelijk materiaal kunnen werken. We werken ook aan een gemeenschapscentrum voor mijn geboortedorp. Mensen krijgen er informatie over aids, voorbehoedsmiddelen enzovoort. Onze maatschappij wordt nog te veel door mannen gedomineerd. Op hun vijftiende moeten veel meisjes tegen hun zin trouwen, terwijl ze liever zouden studeren. Ik zou dat graag anders zien. We willen ook iets doen voor de oorlogsweduwes en –weduwnaars, hen steunen zodat ze een kleine zaak kunnen beginnen en in hun eigen behoeften voorzien.’

Toen Deng in 2003 terugkeerde naar Soedan, had hij al vijftien jaar geen voet meer in zijn geboorteland gezet. Toch bleef zijn band met Soedan onaangetast, ook later toen hij naar het Westen trok. ‘De meeste van mijn vrienden in de vluchtelingenkampen konden niet naar de V.S. Zij helpen nu mee aan de heropbouw van Soedan en met hen heb ik heel veel contact. In elk Zuid-Soedanees dorp ken ik wel iemand. Ook het conflict in Darfoer volg ik op de voet. Soms denken mensen dat ik verontwaardigd ben omdat Darfoer meer media-aandacht krijgt dan de Zuid-Soedanese oorlog destijds. Nee, zeg ik dan. Ik hoop namelijk dat internationale belangstelling en mediadruk het vredesproces kunnen versnellen. Daarom vind ik het ook goed dat Bush spreekt van een genocide. Alles wat tot een oplossing voor Darfoer kan leiden, juich ik toe. Het zou wel erg egoïstisch en inhumaan van me zijn om een probleem te hebben met de grote actuele interesse voor darfoer.’
Met de publicatie van ‘Wat is de wat’ is het verhaal voor Deng duidelijk nog niet afgelopen. Na zijn studie internationale diplomatie en politieke wetenschappen wil hij zich voor Soedan blijven inzetten. Maar ook Eggers heeft nog plannen. In 2003 begon hij binnen zijn uitgeverij McSweeney’s met de reeks Voice of Witness. Dat zijn orale geschiedenissen, getuigenissen in monoloogvorm door mensen die hun rechten geschonden zagen. Het eerste boek ging over gevangenen die ten onrechte twintig jaar opgesloten zaten, het tweede over slachtoffers van de orkaan Katrina. Voor het nieuwe boek trekken Eggers en Deng in juli terug naar Soedan. ‘We zijn van plan om interviews af te nemen van Zuid-Soedanezen die ontvoerd werden tijdens de oorlog,’ zegt Eggers. ‘De murahaleen en de janjaweed, die vandaag in Darfoer opereren, vallen dorpen aan en nemen kinderen en vrouwen mee. Ze maken ze tot slaaf of tot concubine. Die slachtoffers durven niet goed te praten over wat hen overkomen is, ze schamen zich te veel. In 2003 heb ik al vrouwen proberen te interviewen maar dat was heel pijnlijk voor hen omdat ik een man ben. Nu nemen we vriendinnen mee van Valentino die zowel Engels als Dinka praten en met wie we hopelijk meer kunnen bereiken. We zouden graag twee boeken per jaar publiceren in Voice of Witness. We plannen nog een boek over arbeiders zonder papieren in de V.S. en één over vrouwenhandel en de seksindustrie wereldwijd.’
Aan het slot van ‘Wat is de wat’ klinkt Deng ietwat somber over zijn vooruitzichten in de V.S. Hij merkt dat hij zelfs in het welvarende Amerika niet meteen kan gaan studeren. De meeste Lost Boys botsten op tegenkantingen en onderling waren er aanvankelijk veel spanningen: ‘Je moet weten dat er ook Noord-Soedanezen in Atlanta wonen, aanhangers van de door de zuiderlingen gehate regering dus. Maar tussen mensen uit het Zuiden was er net zo goed rivaliteit omdat niet iedereen dezelfde kansen kreeg. Je moest soms wat geluk hebben met je weldoeners. Het valt wel op hoe alle Lost Boys zich achter Dave’s boek scharen. Inmiddels is de situatie veel beter.’ Of hij nog andere plannen heeft voor de komende jaren? ‘Trouwen! Want dat is voor ons Soedanezen geen mogelijkheid maar een noodzaak!,’ lacht Deng.
Eggers wil na zijn Soedanese reis deze zomer rust nemen om nieuwe ideeën te laten opborrelen. Hij weet nog niet wat zijn volgende project wordt maar is in geen geval van plan om het over zichzelf te hebben: ‘ Eigenlijk voelt een boek als ‘Wat is de wat’ heel natuurlijk aan voor mij. Ooit kreeg ik een opleiding als journalist en praatte ik veel over politieke en sociale kwesties. Ook als uitgever van Might Magazine zat ik in de politieke sfeer. Dit alles is daar een logisch uitvloeisel van.’

Dave Eggers, Wat is de wat – De autobiografie van Valentino Achak Deng, vertaald door Wim Scherpenisse en Gerda Baardman, Rothschild & Bach, 463 blz.

www.valentinoachakdeng.com
www.voiceofwitness.com