Ian Buruma – De toekomst van China (De Tijd)


Kinderen van de draak

De toekomst van China – Chinese dissidenten van Los Angeles tot Beijing
Vertaald door Henk Schreuder, 2005, Amsterdam, Atlas, 463 blz., ISBN 90 450 11891

Tussen 1996 en 2001 bezocht Ian Buruma verschillende ballingengemeenschappen in de Chineestalige wereld. ‘De toekomst van China – Dissidenten van Los Angeles tot Beijing’ is het fascinerende relaas van zijn omzwervingen. Buruma’s reis begon in het Westen, met name in de Verenigde Staten, en voerde hem vervolgens van de periferie – Singapore, Taiwan, Hongkong – naar het centrum, de Volksrepubliek China. In het Westen circuleren nog al wat vastgeroeste en zelfs regelrecht onjuiste theorieën over China. Zo wordt gezegd dat het land te groot is voor een democratisch bewind of dat de Chinezen helemaal niet geïnteresseerd zijn in politiek. In de Chineestalige wereld gelooft een groot deel van de bevolking dan weer dat China meer is dan een staat. Zelfs hooggeschoolde intellectuelen en dissidenten hebben het vaak over China als ‘een kosmische eenheid onder de hemel’. De geschiedenis leert ons echter dat in plaats van een harmonieus verleden China er een vol bloedige conflicten kende.
Wat is er aan van die vermeende politieke desinteresse in China? En wat betekent het als mensen beweren dat ze allen kinderen zijn van de draak? Deze en andere vragen hielden Buruma al jarenlang bezig en hij hoopte dat verzetshelden en politieke gevangenen hem inzichten konden bieden. ‘De toekomst van China’ biedt zeker geen pasklare antwoorden op vragen over Chinese identiteit of de kans op democratie in het land. Buruma laat de meest uiteenlopende betrokkenen aan het woord. Sommigen zijn hun moederland ontvlucht en hebben de hoop op een betere toekomst opgegeven. Anderen lijken een gevecht tegen de bierkaai te voeren. De toon van het boek is wisselend melancholisch en optimistisch. Buruma’s commentaren en zijn historische uitwijdingen zijn niet altijd even eenvoudig voor lezers die niet vertrouwd zijn met China, maar ze getuigen immer van een grote kennis van zaken.
Buruma’s verhaal begint in de Verenigde Staten, waar de meest prominente studentenleiders wonen die in 1989 het protest voerden op het Tiananmenplein. Chai Ling, de frêle postdoctoraalstudente die destijds de protestvoerders dagenlang aanvoerde, is inmiddels een succesvolle zakenvrouw met een eigen internetbedrijf. In de Chinese diasporagemeenschap is Chai Ling allerminst geliefd. Men verwijt haar de transformatie van jonge idealiste tot streberige Amerikaanse. Niet enkel Chai Ling ligt onder vuur. Politieke ballingen, waar ze ook vandaan komen, liggen vaker wel dan niet met elkaar in de clinch. Afgesneden van hun gemeenschappelijke vijand bevechten ze elkaar. Buruma merkt op dat wederzijdse verdachtmakingen een kwaal is die je niet enkel bij ballingen terugvindt. In een land waar harmonie en eenheid het hoogste goed vormen en individuele vrijheid van ondergeschikt belang is, worden de inwoners gedwongen tot leugenachtigheid. Liegen is een kwestie van dagelijkse overleving en belastering het meest efficiënte instrument van onderdrukking. Chinezen onderkennen ook zelf dat ze een januskop hebben.
De in het Westen op handen gedragen Wei Jingsheng, wiens democratisch manifest uit 1978 hem 15 jaar opsluiting kostte, heeft minstens evenveel aanhangers als tegenstanders. Buruma omschrijft Wei Jingsheng als een rusteloze man die geen tijd heeft voor banale formaliteiten. Wei is ervan overtuigd dat communisme en democratie onverenigbaar zijn, een stelling die heel wat ballingen vreemd genoeg aanvechten. Het is bijzonder tragisch om te lezen dat Wei, die zijn hele leven wijdde aan het democratiseringsproces, in zijn thuisland eigenlijk zo goed als vergeten is. Ook Liu Binyan, tijdens de jaren 1980 één van de beroemdste journalisten in China, is in de vergetelheid geraakt. In zijn huidige thuishaven in New jersey getuigt hij over het verleden en laat hij zich ontvallen dat de studenten van 1989 te weinig historisch besef hadden. ‘Ze dachten dat ze de eerste democraten waren, ‘ stelt hij. Ook Buruma toont overtuigend aan hoe elke generatie keer op keer dezelfde lessen moet leren. In de loop van de Chinese geschiedenis krijgen al te corrupte leiders steeds weer te kampen met rebellen, die zich dan op hun beurt dikwijls tot nieuwe tiran ontpoppen. Ook Mao, zo stel Buruma, begon zijn politieke opmars uit verzet tegen het toenmalige tirannieke bewind.
Het is opvallend hoeveel dissidenten christenen zijn. Velen geloven dat democratie en christendom hand in hand gaan. Buruma vindt het bijzonder zorgwekkend dat sommige dissidenten ervan overtuigd zijn dat een massale bekering tot het christendom van het Chinese volk een eerste stap is naar democratie. Je vindt ook vaak wetenschappers onder de ballingen. Toen de Culturele revolutie tijdens de jaren 1960 op gang kwam, werden wetenschappers vogelvrij verklaard en kwamen quasi ongeletterde maoïsten aan het hoofd te staan van wetenschappelijke diensten. Gevluchte Chinese wetenschappers associëren de westerse wetenschap, zoals die zich tijdens de renaissance begon te ontwikkelen, met een democratisch politiek systeem. Hoewel er ook in cyberspace heel wat gebekvecht wordt tussen dissidenten en sympathisanten van een democratische politiek, toch vormt het internet tegenwoordig een belangrijk forum voor politieke discussie. Het medium gaf ook aanleiding tot een nieuw soort dissident, de hacktivist, die Chinese overheidssites kan saboteren.

Stappen naar democratie

Van de V.S. trekt Buruma naar Singapore, dat wel eens ‘Disneyland met de doodstraf’ wordt genoemd. Het lijkt wel een themapark waar alles even gekunsteld aandoet. Bugis Street, ooit het bruisende kwartier van prostituees en travestieten, werd volledig vernield en dan heropgebouwd in de jaren 1980, zij het dan in een gekuiste versie. Bugis Street is nu de ideale stek voor zedig gezinsvertier. Toen in de jaren 1960 het Britse koloniale bewind ten einde liep, kwam Harry Lee Kuan Yew met zijn People’s Action Party (PAP) aan de macht. De nochtans in Cambridge geschoolde Lee verwijderde stap voor stap de Britse liberale instellingen. Wie nu in Singapore komt, merkt meteen de obsessieve aandacht voor regels en wetten. Voor dissonante stemmen is hier geen ruimte, iets wat Chia Thye Poh, lid van de socialistische partij, aan den lijve mocht ondervinden. Chai was nooit een gevaarlijke radicaal of opstandeling. Toch werd hij opgesloten omdat hij zich verzette tegen Lee’s minachting voor de meest elementaire parlementaire procedures. Chia zat van 1963 tot 1989 opgesloten in een hok zonder licht. In 1989 was de ellende nog niet voorbij want hij werd voor twee jaar naar het eiland Sentosa gestuurd. Chia was er, zo schrijft Buruma, ‘een eenzame schaduw tussen de attracties van een themapark.’
Veel van haar inwoners vrezen dat het met Hongkong uiteindelijk dezelfde weg zal opgaan als met Singapore: een kapitalistische economie, gekoppeld aan een uiterst autoritair bewind. Hongkong, het meest vrije deel van China waar toch nog vrije menigsuiting heerst, is geen echte democratie. Er heerst bijzonder veel spanning tussen het patriottisme van de dissidenten in Hongkong en het officiële patriottisme van de communistische partij die er de plak zwaait. De Chinese overheid zou van Hongkong liefst een tweede Singapore maken. Ze beschouwen Hongkong als een handelsstad bij uitstek, bestuurd als een enorm bedrijf.
Buruma vraagt zich af hoe het komt dat Taiwan, net als Singapore ooit Brits koloniaal gebied, zich wel kon ontplooien tot een democratie. Duidelijke antwoorden zijn er niet, al zal de Taiwanese onverschilligheid tegenover China – soms is er zelfs sprake van regelrechte haat – er wel niet vreemd aan zijn. Taiwan had nooit het gevoel verantwoordelijk te zijn voor China’s lotsbestemming en kon daardoor vrijer zijn eigen weg gaan. Buruma trekt naar de zuidelijke stad Kaohsiung, waar veel inheemse Taiwanezen wonen. Hun voorouders trokken al wel 300 jaar geleden van het Chinese kunstgebied naar Taiwan en ze maken 85 % van de bevolking uit. Na 1945 kwamen veel zogenaamde Chinese ‘vastelanders’ naar Taiwan. De meesten trokken naar Taipei waar ze al snel de ambtenarij en de politiek domineerden. De vastelandersregeringspartij KMT werd fel gehaat door de inheemse Taiwanezen en in 1979 vond in Kaohsiung een grote opstand plaats. De confrontatie liep op niets uit en de Taiwanezen dienden nog te wachten tot in 1987 voor de eerste democratische verkiezingen. Onder druk van de V.S. en in het besef dat de inheemse Taiwanezen de grote meerderheid vormden, ontmantelde KMT’er Chiang Ching-kuo het heersende politieke systeem.

Het moederland

Buruma’s laatste bestemming is het moederland zelf. Hij trekt eerst naar Shenzhen, één van de Speciale Economische Zones, enclaves waar de controle op de handel met het buitenland geringer is. Buruma beschrijft deze schreeuwlelijke, in aller haast opgetrokken stad, als een Chinees-communistische kopie van Hongkong. Tussen de reclameborden voor internetbedrijven en massagesalons vind je dus ook slogans als ‘Heb uw moederland lief, heb China lief!. Shenzhen is een soort niemandsland waar vooral jongeren hun geluk komen beproeven. Ze voelen er zich bevrijd van de aloude Chinese tradities. De journaliste He Qinglian klaagde in haar ‘Pitfalls of Modernization’ de strategie van hedendaagse Chinese politici aan. Ze omschreef het Chinese kapitalisme als een levensgevaarlijke vervlechting van politiek en misdaad. He is geen tegenstander van kapitalisme an sich maar meent dat een geliberaliseerde economie enkel kan als er ook sprake is van een democratische politiek. He werd niet opgesloten – de tijden zijn toch wel veranderd – maar ze werd voortdurend geschaduwd en vluchtte uiteindelijk naar de V.S. In China zelf wonen ook talloze voormalige dissidenten die zich in zichzelf terug trekken of die een toevlucht vonden bij één of andere religie of sekte. In de slothoofdstukken analyseert Buruma het succes van de beweging Falun Gong, een mix van boeddhisme, taoïsme en volksgeloof. De communistische regering voelt zich door de Falun Gong uitermate bedreigd. Immers, Falun Gong is populairder dan de communistische partij zelf. Buruma ziet de Falun Gong als de zoveelste spirituele groepering die in China de kop opsteekt in moeilijke politieke tijden. Hij is ervan overtuigd dat aan de heerschappij van de communisten in China vroeg of laat een einde komt, maar hoe of wanneer die omwenteling zal plaatsvinden, laat hij in het midden.
‘De toekomst van China’ is een bijzonder fascinerend werkstuk met onvergetelijke getuigenissen. Dankzij Buruma’s uitstekende achtergrondinformatie krijg je een scherp beeld van deze uiterst complexe materie.

Kathy Mathys