William Finnegan interview (De Standaard)

51+9Q4THKRL._SX336_BO1,204,203,200_Jagen op de ultieme golf

 

Zelfs wie nog nooit op een surfplank heeft gestaan, kan zich verblijden met de surfmemoires van William Finnegan. Primitieve dagen is een ijzersterke autobiografie over obsessie, mannenvriendschappen en golven.

 

Kathy Mathys

 

Toen William Finnegan, jaren geleden, zijn eerste stuk over surfen publiceerde, had hij koudwatervrees. Finnegan schreef over politiek voor de New Yorker. Hij was bekend als oorlogscorrespondent, had enkele spraakmakende boeken geschreven – over Zuid-Afrika, over Mozambique. Zijn publicatie over de neerwaartse sociale mobiliteit in de Verenigde Staten was een klassieker. Het viel de serieuze journalist niet mee om uit de kast te komen als fervent surfer. We hebben nu eenmaal geen te best beeld van surfers. In Fast Times at Ridgemont High speelt Sean Penn de typische surf dude: blond, bruingebrand, verslaafd aan wiet. We hebben het idee dat wie te lang in de surf-modus blijft hangen onverantwoordelijk is, kinderachtig.

Het viel allemaal wel mee met dat eerste surferstuk voor de New Yorker. Meer nog, Finnegan kreeg door dat er een boek in zat. Primitieve dagen – Een surfend leven won dit jaar de Pulitzer Prize voor (auto)biografie. ‘Het idee voor Primitieve dagen is oud. Toch liet ik er andere boeken tussenkomen, boeken die me veel urgenter leken, over conflicthaarden, oorlogszones. Ik moest mezelf telkens weer overtuigen van de noodzaak van Primitieve dagen. ‘

Wanneer ik hem vraag naar die noodzaak twijfelt Finnegan. Voor een deel had het te maken met een verlangen om over iets te schrijven dat minder pijnlijk was. Met zijn specialisatie in conflictzones is schrijven voor de Amerikaan vaak een kwelling. ‘Ik vond het ook belangrijk om me te verantwoorden voor al die jaren waarin ik als een gek golven heb nagejaagd.’ In zijn boek citeert Finnegan uit Lord Jim van Joseph Conrad waarin het hoofdpersonage rekenschap aflegt na jaren van reizen. In die context kunnen we Primitieve dagen lezen.

‘Het lijkt misschien krankzinnig om zo obsessief met surfen bezig te zijn maar de meeste mensen hebben een verkeerd beeld van wat surfen is. Ze denken aan zon, zee, meisjes, aan vrolijke opschriften op T-shirts. Surfen maakt deel uit van onze beeldcultuur, je ziet er overal verwijzingen naar. Voor mij heeft surfen daar niets mee te maken. Ik zie het niet eens als een sport.’

‘Ik wil de echte wereld van het surfen laten zien. De meeste mensen kunnen zich niet voorstellen hoe moeilijk het is, hoe hard je moet nadenken wanneer je tussen de golven zit. Het duurt jaren, een heel leven, om de golven nauwkeurig te leren lezen.

Surfen is niet echt een zomers gebeuren, in de winter zijn de golven veel beter, al zijn er enkele uitzonderingen hierop. In de jaren 1960 was er in de VS een heel populaire documentaire over surfen: Endless Summer. Foute titel dus, en er was wel meer mis met die film. Hij gaat over twee surfers die een jaar lang de wereld rond trekken, op zoek naar de beste golven. In feite was het geen documentaire: een regisseur huurde twee professionele surfers in en nam de film op in zes weken. Alle surfers met wie ik ben opgegroeid, zijn geobsedeerd door die film. Allemaal namen ze zich voor om de beste golven na te jagen.’

 

Verslaving

 

Finnegan mag Endless Summer dan wel een foute film noemen, ook hij reisde jarenlang de wereld rond, gehoorzamend aan het ‘commando van het hondenfluitje in ons collectieve surfonderbewuste’.

Kleine Finnegan groeide op in een buitenwijk van California in de jaren 1950 en 1960. Zijn ouders werkten in de filmindustrie en het werk van zijn vader voerde het gezin naar Hawaï, waar surfen een ernstige zaak is. Voor de Europeanen kwamen, had surfen een heilige betekenis op het eiland. ‘Golven waren beter dan alles wat in boeken te vinden was,’ schrijft Finnegan over zijn kindertijd, zelfs Disneyland kon niet tippen aan de sensatie die het kind overviel in het water. Die sensatie heeft atavistische trekjes. Het is zowel een fysiek als een geestelijk gebeuren dat nauwelijks te vatten is in woorden. Niet voor niets citeert Finnegan Edward St. Aubyn over de kindertijd ’toen denken nog leek op een verfspat die op een bladzijde landde’.

Finnegan onderbrak zijn studie om met een vriend vier jaar lang de wereld rond te reizen, op zoek naar de beste surfplekken. Het is in deze hoofdstukken dat de filosofische betekenis van surfen boven komt drijven. Surfen vraagt om een monomane houding; de zoektocht naar de volmaakte golf, ver weg van de beschaving, krijgt een politieke lading. Het is een manier om de volwassenheid en het bijhorende burgerschap af te houden.

‘Omdat ik nu veel meer verantwoordelijkheden draag en een succesvolle carrière heb, kijk met verbazing terug op die periode. Ik liet mijn vriendin stikken voor het surfen, ik gaf mijn baan op. Tijdens die vier jaar twijfelde ik vaak over de beslissing die ik had genomen. Mijn muizenissen verdwenen van zodra ik in het water was. Door te surfen ontsnapte ik aan mezelf en aan mijn verantwoordelijkheden. Toch had ik een plan: ik zou pas terugkeren naar Californië wanneer ik klaar was met het manuscript van een roman die nooit gepubliceerd werd.

Voor mij gaat dit boek in essentie over het spanningsveld tussen de brave, beschaafde wereld van de burgers en de wilde, primitieve wereld van het surfen. Dat merk je aan de Amerikaanse titel: Barbarian Days. Die verwijst naar het oude Rome, waarin je aan de ene kant de burgers had, aan de andere kant de barbaren.’

Deze kijk op surfen kreeg een injectie tijdens de jaren 1960 en 1970 door de hippiecultuur. Surfen werd een filosofische bezigheid. ‘Ik heb nog overwogen om professioneel surfer te worden, maar toen ik zag hoe strak die competities georganiseerd waren, verdween mijn appetijt snel. Ik wilde ver weg zijn, op een plek waar niemand je kan vinden. Ik wilde een barre, woeste versie van het leven.’

De manier waarop Finnegan over surfen praat, doet denken aan hoe een alcoholist zijn verslaving beschrijft: ‘Die vergelijking houdt steek,’ vindt Finnegan. ‘Surfen eist al je energie op, je bent er dag en nacht mee bezig. Je familie lijdt er onder, je werk. Het is een anti-sociaal gebeuren.’

 

Vriendschap en liefde

 

Finnegan schrijft met een ontzagwekkend oog voor detail. Hij herinnert zich de houtachtige voetzolen van een vriend, die hij voor het eerst ontmoet, de grillen en nukken van elke zee waar hij heeft gesurft. Hij kon terugvallen op de dagboeken die hij bijhield en op brieven. ‘Ik was nog aan het twijfelen of ik het boek wel zou kunnen schrijven, toen ik, heel toevallig, een pakket kreeg van een oude vriend met alle brieven die ik hem had gestuurd. Op mijn dertiende verhuisde ik van Californië naar Hawaï en in die tijd heb ik krankzinnig veel geschreven, honderden bladzijden, met name over surfen.’

In die brieven gaat het over zijn angsten en euforische momenten. Surfen is niet meteen vergelijkbaar met voetballen. Telkens wanneer je in de oceaan gaat, neem je risico’s. Finnegan is meer dan eens ternauwernood aan de dood ontsnapt.

Sommigen spreken van een religieuze ervaring, iets waarin Finnegan zich niet herkent: ‘Jij mag dan wel van de golven houden, de golven houden niet van jou. Ze zijn totaal onverschillig, in tegenstelling tot God. Als kind op Hawaï viel ik van mijn geloof af. Uit mijn brieven blijkt dat ik angstig was in die tijd. Ik werd gepest op school, de golven waren ontzagwekkend, God waakte niet langer over me.’

Ik vraag Finnegan of er een parallel is tussen het surfen en de risicovolle oorlogsjournalistiek waar hij zijn beroep van maakte. Finnegan ziet vooral gelijkenis in het voorwerk: ‘In beide gevallen kom je aan op een onbekende plek die je snel moet ontcijferen. Je praat met de lokale bevolking, je leert hoe de plek functioneert.’

Je hoeft geen interesse te hebben voor surfen om van dit boek te genieten. Finnegan beschrijft de golven in lyrische details. Hij gebruikt af en toe surfterminologie, maar het wordt nergens te technisch. Bovendien is dit boek veel meer dan een verhaal over surfen. Het gaat over opgroeien, liefde, vriendschap, over landschap.

‘Ik kreeg brieven van mensen die verontwaardigd waren omdat ik niet over ‘hun surfplek’ had geschreven, terwijl ik die wel kende. Voor mij was het belangrijk dat de plaatsen waarover ik schreef verbonden waren met een vriendschap. Ik heb op veel geweldige plekken gesurft die niet het boek gehaald hebben omdat ik geen hechte vriend had in die tijd.

Surfen doe je in wezen alleen maar het is wel belangrijk dat je de lokale codes en gebruiken respecteert. Elke baai is wel anders op sociaal vlak. Het duurt een tijdje voor je doorkrijgt wat de regels zijn. Vaak is er sprake van een hiërarchische orde.’

Voor Finnegan was het schrijven van dit boek confronterend. Hij hangt een weinig flatterend beeld op van de jongeman die hij was. De jonge student was hoogdravend, pseudo- intellectueel, hij verdiepte zich niet altijd in de wensen en verlangens van anderen. ‘Ik was een egotripper. Ik heb me bij enkele oude vrienden geëxcuseerd, niet bij iedereen. Van sommigen heb ik inmiddels geen hoge pet meer op. Toch heb ik ook die ex-vrienden zo onbevangen mogelijk beschreven, zonder hen te veroordelen. Dat was moeilijk, dat was misschien wel het lastigste van allemaal.’

 

****

 

William Finnegan – Primitieve dagen. Een surfend leven – vertaald door Roland Fagel en Emile Schra – Prometheus