Chris Adrian – Het kinderziekenhuis (De Standaard)


Na de Apocalyps

Chris Adrian laat de wereld overstromen in ‘Het kinderziekenhuis’. Enkel het hospitaal uit de titel blijft gespaard.

Kathy Mathys

In de gangen van het ziekenhuis waar Chris Adrians tweede roman speelt, ligt geen gifgroen linoleum maar staan er prints van kindervoetjes op de vloeren. Adrian, een pediatrisch oncoloog, kent de plek waarover hij schrijft. Het is een besloten wereld van druppelende infusen, ademhalingsapparaten en piepers die steeds weer afgaan. Tenminste, zo ziet het eruit aan het begin van dit lijvige boek dat lonkt naar het fantasy-genre. Op een dag dreigen alle patiënten op hetzelfde moment te sterven. Het personeel kan de catastrofe op het nippertje afwenden en dan begint er een engel te spreken door de intercom. Wanneer iedereen bekomen is van de schok en naar buiten kijkt, staat de hele wereld blank. Enkel het personeel, de zieken en hun bezoekers hebben de zondvloed overleefd. ‘Het kinderziekenhuis’ is een roman met een grote cast, waarvan sommige spelers even opduiken en daarna weer verdwijnen. Centraal staat derdejaarsstudente Jemma Caflin die als enige stoïcijns kalm blijft na de catastrofe. Ze verloor haar ouders, broer Calvin en haar vriendje door ziekte, zelfmoord en dood. Jemma is ervan overtuigd dat het haar schuld is dat mensen in haar omgeving sterven. In sommige opzichten doet deze roman denken aan ‘Hospitaal’ van Toby Litt, ook al een apocalyptisch verhaal waarin het gebouw een levend organisme wordt dat zich kan herinrichten en vertakken. Beide auteurs schrijven over ziekte, rouw en verlies vanuit persoonlijke ervaringen. Bij Litt was dat een doodgeboren baby, bij Adrian een overleden broer en het leed dat hij als arts aanschouwt. Toch zijn er grote verschillen in toon: Litt schreef een hospitaalsoap met knipogen naar de horrorfilm, bij Adrian voelt de lezer zich sterker betrokken en is de stijl minder uitzinnig. Dat heeft vooral te maken met Jemma – de flashbacks naar haar kindertijd en naar de begrafenissen die ze meemaakte, zijn sterk. Verder weet dit boek als geen ander de specifieke wetmatigheden, de geuren en kleuren van een ziekenhuis op te roepen. Adrian blijkt gevoel voor humor te hebben: ‘De chirurgen waren heel kenmerkend voor hun soort: een botterik en een junior botterik.’ Andere scènes laten het kinderleed zien en zelfs daar is er ruimte voor humor, hoe vreselijk sommige kinderen er ook aan toe zijn. Adrian spaart ons geen medische details, maar gaat daar gelukkig minder ver in dan schrijvend arts Abraham Verghese van ‘De heelmeesters’.

In het tweede deel van de roman laten de engelen van de Apocalyps meer van zich spreken en had dit verhaal best wat korter gekund. Niet elke patiëntenronde blijft even boeiend. Toch snappen we dat The New Yorker Chris Adrian een plek gunde op de lijst van beste 20 schrijvers onder de 40. Adrian stelt pertinente vragen over lijden, dood en religie en het is dan ook uitkijken naar zijn nieuwe roman die half mei verschijnt.
***
Chris Adrian – Het kinderziekenhuis – vertaald door Leen Van Den Broucke, An de Greef en Marijke Versluys – Ailantus – Amsterdam – 590 blz. – Oorspronkelijke titel: The Children’s Hospital.