Joshua Ferris – De naamlozen (De Standaard)


De lokroep van het wilde

Een succesvolle advocaat krijgt een mysterieuze ziekte: hij kan niet meer stoppen met lopen. Joshua Ferris schreef een intrigerende parabel over het moderne leven.

Kathy Mathys

In de hoop niet respectloos te klinken, zou je ‘De naamlozen’ van Joshua Ferris kunnen omschrijven als ‘mindfulness voor gevorderden’. Mindfulness, de kunst om in het moment te leven: in deze tijden van sociale media en volgepropte agenda’s streven velen ernaar. Over Tim Farnsworth, het hoofdpersonage uit ‘De naamlozen’, lezen we dat hij ‘zijn voornemen om in het volle leven te blijven’ vergat wanneer hij de ringtone van zijn Blackberry hoorde. Tim, vennoot bij een topadvocatenkantoor, heeft een gelukkig en stabiel huwelijk met makelaar Jane. Ze wonen in een buitenwijk van New Jersey in een villa met een gigantisch keukeneiland en karaktervolle Marokkaanse muurtegels. Hun achttienjarige dochter Becka houdt van Buffy, Roxy Music en speelt gitaar. Ze zit liever op haar kamer dan te praten met haar ouders, die wel eens een onsubtiele opmerking maken over haar overgewicht. We ontmoeten dit welgestelde gezin vlak voor de bom barst. Het is winter, ‘ijs regende neer als gifpijltjes,’schrijft Ferris op de openingsbladzijden. Dit is geen gratuite sfeerschepping, zo blijkt wanneer we even later Tim ontmoeten die zijn nietsvermoedende vrouw begroet met ‘Ik heb het weer.’ Vier jaar geleden kampte Tim met een loopdrang die door geen enkele arts kon worden verklaard. Overviel de drang hem, dan begon hij te stappen, soms nachtenlang, tot hij uitgeput neerviel en sliep als een baby. Jane ketende haar man soms met boeien vast aan het bed en zelfs dan bleef hij luchttrappen. De loopdrang verdween even mysterieus als hij was komen aanzetten, tot nu dus, vier jaar later. Jane pakt Tims rugzak met poncho en eerstehulpdoos want de vrieskou kan zijn dood betekenen.

Bedenkelijke smoes

Ferris volgt afwisselend Jane en Tim. Jane kan, nu de drang terug is, nooit langer dan een uur doorslapen en ze tast constant of haar man nog wel in bed ligt. Ferris laat geen twijfel bestaan over haar liefde voor Tim, al weet Jane niet of ze het allemaal aankan. De angst, de autoritten naar de vreemdste uithoeken waar ze hem moet oppikken wanneer hij wakker wordt, de deprimerende doktersbezoeken. In tegenstelling tot Becka, die niet gelooft dat het om een lichamelijk probleem gaat, denkt ze niet dat Tim gek geworden is. En dan Tim, die ‘zich heilig had voorgenomen nooit meer iets gewoon te vinden ‘en die door het landschap raast met een lichaam dat ‘een geest van zichzelf ‘leek te bezitten. Ook aan Tims enthousiasme over Jane zaait Ferris geen verwarring. Is het dan de slopende job die hem de loopdrang bezorgt? Is het de niet aflatende stroom van mails, telefoonoproepen, de zware werkdruk waaronder hij als sterpleiter lijdt? Op het werk verbergt Tim zijn conditie. Hij beweert dat Jane kanker heeft – een bedenkelijke smoes voor zijn plotse vertrekken.

Parabel

In Ferris‘ debuut ‘ Zo kwamen we aan het eind ‘ stonden de werknemers van een bedrijf symbool voor onze maatschappij. Ook ‘De naamlozen ‘is een sterk metaforische roman, een parabel zelfs, over het leven als kooi, als gevangenis. Wanneer Tim losbreekt en de wilde natuur intrekt, krijgt Ferris’ proza vleugels. Zijn barokke taal doet denken aan de poëzie van Walt Whitman die het Amerika van de negentiende eeuw bezong. Alleen is het vreemd dat Tim helemaal niet geniet van de schoonheid en rauwheid die hem omringt. Zijn ziekte is een kwelling en zijn wandelingen lijken bezaaid met gruwelijke landmijnen. Pas aan het einde heeft hij oog voor zijn omgeving. Tim ontdekt subculturen die hij als rijke enkel kende uit de kranten, die van bedelaars en derderangsacteurs. Hoezeer de taal ook glanst in Ferris’ beschrijvingen van Tims omzwervingen, het zijn de passages met vrouw en kind die de lezer op scherp zetten. Het is jammer dat Ferris enkel aandacht heeft voor de crisismomenten en dat hij de lezer niet duidelijker laat aanvoelen wat geluk inhoudt voor Jane en Tim. Janes personage is te vaag om de lezer echt aan te grijpen. Dit is sowieso een roman die veel vragen open laat, misschien te veel om van een meesterwerk te kunnen spreken. Ferris haalt schitterende onderwerpen aan maar werkt ze niet allemaal even goed uit. Zo laat hij Jane heel even nadenken over hoe anders het zou zijn om te zorgen voor een terminale echtgenoot, omdat er dan een einde in zicht is. Ondanks deze kanttekeningen is dit een boek dat je hoofd doet duizelen. De taal is spannend en de structuur verrassend. Joshua Ferris zou wel eens een hele grote kunnen worden.

***
Joshua Ferris – De naamlozen – Anthos – Amsterdam – vertaald door Peter Abelsen – 320 blz. – 19.95 €.