Jeanette Winterson interview (De Standaard)


Einde van een zoektocht

Jeanette Winterson gaat in ‘Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn’ op zoek naar haar beide moeders.

Kathy Mathys

Ze straalt en er zit licht in haar ogen. Jeanette Winterson laat thee aanrukken, nestelt zich in de sofa en praat vol energie en bevlogenheid over haar moeders – de biologische en de adoptiemoeder – en over haar schrijverschap. Ze komt meteen en zonder enige gêne tot de kern: ‘Dit boek kwam er nadat ik op het nippertje aan de dood ontsnapte. Dat ik overleefde, maakte dit boek mogelijk en omgekeerd maakten al mijn eerdere boeken het mogelijk dat ik nog leef. Ik zie mezelf als een creature of books: ik maak boeken en boeken maken mij.’
In februari 2008 zat Winterson zo diep dat ze probeerde om een einde aan haar leven te maken. Gelukkig zette ze haar plan niet door en ging ze schrijven over haar kinderjaren in een Noord-Engels adoptiegezin dat lid was van de Pinkstergemeente. Mevrouw Winterson, een afstandelijke vrouw die een revolver bewaarde in de stofdoekenla, vertelde aan Jeanette dat haar echte moeder dood was. Winterson begon dit boek te schrijven voor zichzelf:

‘Ik heb een regel, die ik al mijn hele leven aanhoud: verkoop een boek niet voor het af is. Pas aan het einde wist ik dat ik het kon publiceren. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik iets schreef dat nooit verscheen. Mijn mislukte aanzetten gooi ik weg. Ik geloof niet in het archief.’

Is dit een autobiografie?

Ik noem het een ‘experiment met ervaringen’. Dat zit dichter tegen de waarheid aan. Het boek beslaat niet mijn volledige leven, er zijn 25 ontbrekende jaren. Door het geen autobiografie te noemen kon ik een vrijere vorm gebruiken, ik hoefde geen rechte lijn te volgen. Waarom moeten we een begin, een midden en een einde hebben? Dat is toch nergens voor nodig? In veel autobiografieën staat een opeenstapeling van gebeurtenissen. Ik wou enkel het relevante brengen.

U verzet zich tegen de verwachtingen van het literaire establishment dat van vrouwen huiselijke, intieme verhaaltjes verwacht en van mannen grootschalige romans vol politiek en filosofie. Toch hebben al uw romans een autobiografische grondlaag.

Natuurlijk hebben ze dat autobiografische aspect, net als boeken van mannelijke auteurs. Alleen kijken critici er anders tegen aan wanneer vrouwen vanuit het autobiografische schrijven. Als mannen zichzelf onthullen in hun werk is dat moedig en teder. Doet een vrouw dit, dan is het een bekentenis, kleinschalig gewriemel. Critici zijn zich vaak niet eens bewust van die seksistische vooroordelen. Had Martin Amis 25 jaar weggelaten, dan zou dat bestempeld worden als ‘een moedige zet’. Als ik het doe, ben ik irritant. Ik heb erg mooie kritieken gekregen voor Waarom gelukkig zijn en toch ergert het me dat critici het vormelijke experiment dat ik aanga, negeren. Van vrouwen nemen ze zoiets minder serieus.

Waarom noemt u uw adoptiemoeder mevrouw Winterson?

Ik zie haar als een personage, net zoals de andere spelers in het verhaal. Was ze mijn moeder? Ja en nee. Ze was nooit zeker van de rol die ze speelde. In normale ouder-kindrelaties stelt het kind de ouder niet in vraag. Ik deed dat wel. Ik voelde een afstand, een kilte. Als kind zag ik haar als een gigantische reus. Nu besef ik hoe klein ze was, hoe onzeker. We woonden in een piepklein huis, waar we dicht op elkaar leefden. Er was geen ruimte, al wisten we dat dit een tijdelijk ongemak was. De Apocalyps was nakend en zou ons deel laten uitmaken van een ontzagwekkend landschap. Ik leefde binnen een context die erg fragiel en veranderlijk was. Dat heeft mijn beeld van wat een thuis is enorm beïnvloed.

Had u iets gemeen met mevrouw Winterson?

Nee, we hadden geen gemeenschappelijke interesses. Dat is natuurlijk vaker het geval tussen ouders en kinderen. Als tiener ging ik het huis uit en ik ben niet teruggekeerd. Soms gaan oudere kinderen hun ouders in een ander daglicht zien. Dat is bij ons niet gebeurd. Mijn moeder is gestorven toen ik 29 was. Ik was er op dat moment niet klaar voor om me met haar te verzoenen. Met mijn vader heb ik wel tijd gehad aan het einde van zijn leven en dat was mooi. Heb ik er spijt van dat ik mijn adoptiemoeder nooit heb teruggezien? Ik vind het niet zinvol om die vraag te stellen. Je kan maar beter geen spijt hebben over de dingen die je toch niet kan veranderen. Mensen zitten te vaak te dubben over dingen die fout liepen maar waar ze geen controle over hebben. Tijdverlies, vind ik. Jung zei ooit dat menselijk leed onvermijdbaar is. De vraag is of je op een eerlijke of oneerlijke manier lijdt. Ik kan ervan meespreken, want ik ben de confrontatie met mijn leed ook jarenlang uit de weg gegaan. Al mijn boeken gaan in wezen over de zoektocht naar mijn echte moeder, al besefte ik dat pas onlangs. Zelfs de romantische verhalen die ik schreef, gaan in wezen over moeder en kind. Ik vind het verbijsterend dat ik nu pas doorheb waar ik mee bezig was al die tijd.

De straffen die u kreeg waren zwaar: uren in het kolenhok of een nacht op de stoep in de kou. Dit lijken haast locaties uit gruwelijke sprookjes. Welke rol spelen de plekken van vroeger in uw werk?

Ik heb veel geschreven over donkere, ruwe landschappen en dat verbind ik met mijn jeugd, toen ik hele dagen rondzwierf in de Pennines, de ruige bergketen die door Noord-Engeland loopt. De dorpen en steden in het Noorden hadden nog iets negentiende-eeuws, toen ik een kind was. Ik heb altijd gehouden van sprookjes en vond het hoopgevend om te lezen hoe het hoofdpersonage het opnam tegen de leugenachtige heks of de boze stiefmoeder. Ik heb het geluk dat ik er altijd in geslaagd ben om mijn leven in mythische dimensies te zien. Dankzij de verhalen die ik las, wist ik dat ontsnapping mogelijk was. Als ik dat niet had geweten, zou ik niet gehaald hebben. Ik kan geen boek van Stephen King lezen omdat ik letterlijk misselijk word van verhalen waarin iemand op onherroepelijke wijze vast zit. Ik vind dat het meest beangstigende wat er is. In mijn hoofd ben ik er altijd in geslaagd om te reizen naar plekken waar ik vrij kan zijn en dat heeft me gered.

Ondanks al haar tekortkomingen oefende mevrouw Winterson wel een artistieke invloed uit. De slagzinnen die in uw romans opduiken, gaan terug op de aforismen die zij op de keukenkasten plakte.

Ze heeft uiteraard sporen nagelaten in mijn leven. Ze las mij verhalen voor, vooral Bijbelverhalen. We woonden in een huis dat vol zat met woorden, al waren er maar zes boeken. Overal waar je keek, zag je spreuken. Mijn moeder was niet dom. Ze had iets theatraals wanneer ze voorlas. Weet je, ik vind het niet erg dat ik in een context opgroeide die ongezellig was. Die weerstand, die ruwheid heeft me geholpen. Ik vind weerstand erg productief en veel mensen zouden gebaat zijn met wat meer weerstand in het leven. Ik steiger dan ook wanneer ik in recensies lees dat mijn adoptieouders me mishandelden. Ze stopten me in het kolenhok, lieten me ’s nachts buiten slapen, mijn moeder had een revolver bij zich. Toch zie ik dat niet als mishandeling. Het voelde niet als dusdanig. Ik had een ontsnappingsroute in mijn hoofd. Op sommige nachten zat ik uren buiten naar de sterren te kijken, ik vond dat niet erg.

Heeft u ook als schrijver weerstand nodig?

Ieder mens heeft weerstand nodig omdat hij een probleemoplossend wezen is. Hoe minder uitdagingen, hoe vervelender het leven wordt. Neem je die weerstand weg, dan wordt een mens depressief. Ik geloof niet dat je gek of doodongelukkig moet zijn om je creatief te uiten. Dat is een hoop nonsens.

Heeft dit boek iets veranderd aan de manier waarop u mevrouw Winterson ziet?

Zeker en ik hoop dat het boek dit laat zien. Ze was een monster en toch heb je sympathie voor haar. Het boek is geen wraakoefening, ik geef haar een stem. Ik laat zien dat ze bepaalde verlangens had en vind het jammer dat ze die niet kon verwezenlijken. Vrouwen zoals zij die tijdens de Tweede Oorlog een job hadden en tijdens de jaren 1950 naar de haard vlogen, zagen af. Het is geen toeval dat valium in 1962 werd uitgevonden, na een decennium van pure ellende. In 1968 kregen vrouwen dan de pil als bonus. Ziedaar de geboorte van de ‘chemische vrouw’! Wat vrouwen echt nodig hadden, was een leven buitenshuis. Dat gebrek aan keuzes speelde mevrouw Winterson parten. Toch denk ik dat ze stiekem wel een uitweg had. Alleen zag ze die niet. Ik was haar uitweg. Het mirakel waar ze zat op te wachten, bevond zich vlak naast haar. Ook dat is een gegeven uit sprookjes: je dient de vuile lamp schoon te wrijven voor je haar magisch potentieel ziet.

Wat dacht u toen u ontdekte dat mevrouw Winterson een jongen verwachtte in plaats van een meisje?

Dat was een van de krankzinnigste momenten van de hele zoektocht naar mijn wortels. Daar had je mevrouw Winterson met al haar jongenskleren en toen kwam ik. Ze kleedde me als een jongen. Volgens mij vond ze het vreselijk dat ik een meisje was. Gelukkig heb ik nooit moeite gehad met mijn lichaam, ik ben altijd blij geweest met mijn fysiek.

Hoe verliep de zoektocht naar uw biologische moeder?

Ik wilde het verhaal van mijn oorsprong kennen, het raadsel oplossen. Mevrouw Winterson had altijd gezegd dat mijn biologische moeder dood was, wat niet klopte. Het duurde meer dan een jaar om haar te vinden. Soms gebeurde er wekenlang niets, dan was er een doorbraak. Toen ik merkte dat mijn biologische moeder nog leefde, was dat een enorme verrassing. Zij heeft herinneringen aan mij, ik niet aan haar. Ze vertelde me dat ze elke dag aan me gedacht heeft en ik geloof dat. Voor haar was het een grote opluchting dat ik iets met mijn leven heb gedaan. Ik wil geen deel uitmaken van haar familieleven, ik kan het niet. Ik vind mezelf daarom niet kil of onnatuurlijk. We hebben elk onze eigen levens. Ik zie haar soms, al bezorgde ze me geen kant-en-klare familie.

Het gegeven van de zoektocht speelt in al uw romans een prominente rol. Nu uw eigen zoektocht erop zit, is het denkbaar dat dit artistieke gevolgen zal hebben, niet?

Dat weet ik echt niet. De laatste zin van het boek is ‘Ik weet niet wat er hierna gebeurt’ en dat meen ik ook. Het boek is af sinds maart en nu is het december en ik voel me nog steeds zo. Ik heb geen idee wat ik nu zal schrijven.

Bent u even alleen als uw personages?

Mijn personages zijn inderdaad op zichzelf op een heel fundamentele manier. Erfelijke factoren, de druk van de voorouders kunnen een mens verkrampen. Daar heb ik geen last van. Ik voel me vrij, misschien wel te vrij van alles wat ruikt naar een familieleven. Ik weet dat ik het familieleven niet begrijp, echt niet. De meeste mensen weten hoe ze moeten reageren op familiesituaties, het gaat vanzelf. Bij mij is dat niet zo. Ik moet af en toe de knop manueel aanzetten. Ik ‘lees’ situaties niet altijd juist, maar ik besef het wel. Ik heb twee metekinderen met wie ik een excentrieke band heb. Ik heb ze altijd als volwaardige individuen behandeld, niet als kinderen. Ze begrijpen goed dat ik anders ben dan hun moeder.

****
Jeanette Winterson – Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn? – vertaald door Maarten Polman – Contact – 286 blz. – Oorspronkelijke titel: Why Be Happy When You Could Be Normal?