Literatuur na 9/11 (De Standaard)


Puin ruimen

De aanslagen van 11 september 2001 lieten diepe wonden na in New York. Hedendaagse fictieschrijvers proberen vat te krijgen op die gruwelijke dag dat alles anders werd. Maar hebben ze ook iets te vertellen?

Kathy Mathys

‘Non-fictie is veel geschikter dan fictie om de grote problemen van onze tijd te behandelen,’ aldus auteur V.S.Naipaul in de nasleep van 9/11. Even leek het erop dat romanschrijvers stilzwijgend instemden met Naipauls bewering. Met stomheid geslagen na de aanvallen, hadden ze het gevoel dat hun fictieve verhaaltjes pietluttig en irrelevant waren geworden. Ian McEwan en Jay McInerney verklaarden zelfs dat ze zich tijdens die eerste maanden niet langer op de lectuur van een roman konden concentreren. Enkel dwangmatig zappen naar de laatste updates op tv lukte hen nog.
Toch begonnen ze allen weer te schrijven en vooral New Yorkers hadden het gevoel dat ze 9/11 niet konden omzeilen. ‘Dat zou zoiets geweest zijn als schrijven in een brandend huis zonder het vuur te vermelden,’ liet Michael Cunningham zich ontvallen. In die eerste maanden na de aanslagen had iedereen het over ‘de dood van de ironie’. Enkel ondubbelzinnige lofredes op heldhaftige brandweermannen en vaderlandslievende New Yorkers waren nog gepast. Dit monotone discours van politici en media, waarin geen ruimte was voor zelfkritiek, stuitte fictieschrijvers tegen de borst. Of zoals Jonathan Safran Foer het zei: ‘We willen toch zeker niet dat George Bush de grote verhalenverteller van onze natie wordt?’
New York Times-recensente Michiko Kakutani merkte terecht op dat veel romanschrijvers de neiging hebben om hun versie van 9/11 in een klassieke narratieve structuur te gieten met een begin, een midden en een – al te vaak verzachtend, troostend – einde. Misschien is een chaotische, complexe gebeurtenis als 11 september 2001 niet gebaat bij deze rechtlijninge, therapeutische aanpak, vindt Kakutani. We kunnen nog een andere bedenking maken bij de gestaag op gang komende stroom van 9/11-romans. Is het niet veel te vroeg om er nu al over te schrijven? De beste Viëtnamfilms werden toch ook pas jaren na de feiten gemaakt? We wachten in ieder geval nog steeds op de eerste roman die inzichten biedt in de diepere politieke, socio-economische en emotionele gevolgen van 9/11. Op een paar uitzonderingen na waren de meeste schrijvers nog rond op het puin van Ground Zero. Ze geraken niet verder dan beschrijvingen van ontreddering, gemis, angst en paranoïa. In dit overzicht van de meest spraakmakende 9/11-romans nemen we ook een aantal boeken op die op een metaforische, indirecte manier reflecteren over de aanslagen:

1) ‘U weet hoe het afloopt, iedereen gaat dood’. Zo opent ‘Windows on the World’(De Geus) van de Franse auteur Frédéric Beigbeder. Windows on the World was het restaurant aan de top van één van de WTC-torens. Beigbeder beschrijft de gebeurtenissen in het restaurant vanuit het standpunt van een vader met twee zoontjes. Die hoofdstukken wisselt hij af met essayistische bespiegelingen over de verhouding tussen Frankrijk en de V.S. of Beigbeders bezoek aan het World Trade Center. Die intermezzo’s van de auteur zijn nu eens verhelderend, dan weer navelstaarderig. Beigbeders beschrijvingen van de ramp zijn zeer expliciet. Wie het niet zo begrepen heeft op galgenhumor zal Beigbeders vertelstem soms te cynisch vinden. Zo krijg je het advies om geen i-Book te gebruiken wanneer je een raam wil breken om te springen maar wel een stalen tafelpoot.

2) Jay McInerney was zo aangeslagen door 9/11 dat hij nog meer ging drinken dan voordien en zelfs overwoog om ermee te kappen als schrijver. Uiteindelijk schreef hij toch een nieuwe roman. In ‘Het goede leven’ (De Bezige Bij) worden twee hulpverleners tussen het puin verliefd. Al is McInerney bij momenten goed op dreef, je kan je niet van de indruk ontdoen dat dit verhaal zich ook tegen de achtergrond van een andere tragedie had kunnen afspelen. Claire Messud brengt het er dan in ‘De kinderen van de keizer’ (Anthos) veel beter vanaf. Haar roman speelt in dezelfde hogere kringen en bestrijkt de periode van maart tot november 2001. Messud huivert bij de gedachte aan het etiket 9/11-roman maar de manier waarop ze de beleving van 11 september door haar zes protagonisten beschrijft, is fenomenaal.

3) In ‘Extreem luid & ongelooflijk dichtbij’ (Anthos) van Jonathan Safran Foer zoekt de negenjarige Oskar Schell uit wat er precies gebeurd is met zijn vader die stierf tijdens de aanslagen. Dit is een roman met felle voor- en tegenstanders. Sommige lezers zullen zich ergeren aan het bij momenten mierzoete sentiment, anderen zullen Oskar dan weer aandoenlijk en innemend vinden. Foer gebruikt foto’s (onder meer van vallende lichamen) omdat 9/11 vooral een visueel gebeuren was. Beelden dienen zijn woorden kracht bij te zetten. Ook voor striptekenaar Art Spiegelman, die de aanslagen van heel dichtbij meemaakte, schieten woorden tekort. ‘In the Shadows of No Towers’ (Penguin, Viking) – één van de vooralsnog interessantste werkstukken over 9/11 – brengt Spiegelman een collega van comics over 9/11 en de nasleep ervan in sterk uiteenlopende tekenstijlen.

4) ‘Zaterdag’ (De Harmonie) van de Engelse Ian McEwan speelt zich af binnen 24 uur in Londen, 2003. Het perfect afgeschermde leven van neurochirurg Henry Perowne dreigt te ontrafelen door een reeks incidenten. Honderdduizenden Londenaars maken zich op voor een betoging tegen de oorlog in Irak. Perowne blijft op afstand maar stelt zich wel vragen over de betrokkenheid van zijn regering bij de oorlog. ‘Zaterdag’ is een roman over onder andere het heersende pessimisme na 9/11 en over de kwetsbaarheid van steden en individuen. In deze sterke roman toont McEwan zich als een bijzonder genuanceerde schrijver, die nooit komt aandraven met tendentieuze of hapklare antwoorden.

5) Tot slot nog twee titels die op een minder rechtstreekse manier inspelen op 9/11. Michael Cunninghams ‘Stralende dagen’ (Prometheus) brengt drie verhalen over New York, waarvan vooral het tweede duidelijke sporen draagt van de terroristische aanslagen. Cunningham verwijst constant naar de poëzie van Walt Whitman, wiens epische gedicht ‘Leaves of Grass’ zo allesomvattend is dat het op de meest uiteenlopende en – zo suggereert Cunningham – gevaarlijke manieren kan geïnterpreteerd worden. In het sterke ‘Stralende dagen’ vinden terroristische aanslagen plaats, gepleegd in Whitmans naam. Patrick McGrath schreef ‘Ghost Town – Tales of Manhattan Then and Now’ (Bloomsbury). Ook hier krijgen we drie verhalen over New York. In het derde wordt een man verliefd op een prostituee wiens partner stierf in de torens. Een subtiele collectie, toegankelijker dan Cunningham.