Ron Brown – The Art of Suicide (De Tijd)


Beelden van zelfdestructie

In ‘The Art of Suicide’ onderzoekt Ron Brown hoe zelfmoord wordt afgebeeld in de West-Europese plastische kunsten en popcultuur. De -uiteenlopende representaties variëren van tragisch tot heroïsch, van moraliserend tot satirisch. Als er uit deze studie al een eenduidige conclusie valt te trekken, dan is het wel deze : de fascinerende afbeeldingen van deze daad hebben nooit één gefixeerde betekenis gehad.

Kathy Mathys

Brown kan zich dan ook niet echt vinden in Fred Cutters invloedrijke studie ‘Art and the Wish to Die’ uit 1983. Daarin werden 180 kunstwerken, die een daad van zelfvernietiging voorstellen, bestudeerd als uitingen van maatschappelijke waarden. Brown onderkent het belang van Cutters werk maar behoedt zich voor al te eenzijdige conclusies. Browns studie is chronologisch opgevat, al kiest hij vanaf de 19de eeuw voor een meer synchrone aanpak. Uit de latere periode zijn immers veel meer beeltenissen bewaard dan uit prille tijden.
Het oudste teruggevonden object is een Korintische zegel uit 700 voor Christus, met een afbeelding van de held Ajax, die zelfmoord pleegt om zijn eer te redden. Deze representatie illustreert hoe al in de antieke oudheid een onderscheid wordt gemaakt tussen een goede en een slechte zelfmoord. De motivatie voor de daad en de methode bepalen of een dood al dan niet aanvaardbaar is. Ajax sterft een eervolle, glorieuze dood, die herinnert aan de gladiatoren. Mythologische figuren of oorlogshelden vormen vaak het voorwerp van vroege voorstellingen van zelfmoord. De afbeelding toont meestal de aanzet tot de daad en onthult ook vaak de motivatie. De gemutileerde lichamen van de slachtoffers worden niet afgebeeld. De voorstellingen van vijandige, overwonnen volkeren is evenwel fysieker en realistischer. Zo beeldt een Grieks standbeeld uit 230 voor Christus een verslagen Galliër uit, die zijn vrouw doodt en dan de hand aan zichzelf legt, nadat hij werd overmeesterd door de vijand. In de antieke literaire canon wemelt het van de vrouwelijke zelfmoordenaars. Ze worden pas veel later teruggevonden op kunstobjecten. Zo zou Lucretia, die zelfmoord pleegt nadat ze werd verkracht, pas vanaf de 16de eeuw vaak worden afgebeeld. In de geschreven bronnen kiezen vrouwen vaak voor opknoping als methode. Naast de incestueuze Phaedra, die zich ophangt, kiest ook Jokaste voor zelfmoord. Ze bezondigde zich aan dezelfde praktijken als Phaedra en hoewel ze zelfmoord zou gepleegd hebben met een zwaard, wordt ze later vaak afgebeeld als een gehangene.

Een slechte dood

Het idee dat opknoping een laffe en slechte dood is, wordt nog nadrukkelijker geuit vanaf de late antieke periode en tijdens de middeleeuwen. Dan is de beeltenis van de zondige Judas immers alomtegenwoordig. Zijn dood wordt gecontrasteerd met de goede dood van de martelaren, die een Christelijke versie van de antieke helden vormen. Geleidelijk aan wordt gesuggereerd dat zelfmoord het werk is van de duivel, die zich steeds gretig toont om dwalende zielen op te eisen. Op zelfmoord komt een taboe te rusten, dat er minder duidelijk was tijdens de antieke oudheid. Ingrediënten uit folklore en vampierenmythologie gaan deel uitmaken van suïcidale representaties. Toch, zo meent Brown terecht, is het gevaarlijk om deze beelden als waardeoordelen over zelfmoord te interpreteren. Misschien zijn ze op de eerste plaats een propagandamiddel van de Kerk om gelovigen te rekruteren. De filosoof Augustinus distantieert zich van Mattheus’ versie van Judas’ lot. Hij bevindt de man niet enkel schuldig aan verraad, maar beschuldigt hem ook van een laffe dood. Zo wordt Judas’ zelfmoord niet langer een boetedoening, maar een tweede straf. Augustinus’ gedachtegoed is zo invloedrijk dat vanaf de zesde eeuw aan zelfmoordenaars het recht op een begrafenis wordt ontzegd. Deze praktijk houdt eeuwenlang stand. Vaak worden ze begraven op een kruispunt. Men geloofde dat de kwade geest van de dode dan de weg niet zou vinden, wanneer hij opsteeg. James Tissots schilderij van Judas uit 1886 is één van de laatste representaties van de zelfmoord van de afvallige apostel. Vanaf de 15de eeuw neemt de fascinatie met Judas geleidelijk aan af. Wellicht heeft de toenemende secularisering daarmee te maken.

Antieke heldinnen

Tijdens de 16de en 17de eeuw worden opvallend veel vrouwelijke zelfmoorden geschilderd. De kunstenaars vallen terug op literaire voorbeelden uit de antieke oudheid. De afbeelding van heldinnen is veel problematischer en complexer dan die van hun mannelijke tegenhangers. Zelfs de voorstelling van Lucretia, die vaak wordt aangereikt als een toonbeeld van kuisheid, is niet altijd even lovend. Meestal lijkt haar zelfmoord met zwaard een rationele, juiste daad, zo bijvoorbeeld bij Rembrandt in 1666. Lucas Cranachs schilderij uit 1532 omgeeft Lucretia echter met een zweem van erotiek. Alludeert hij hier op haar schuld aan de verkrachting ? Brown geeft nog tal van interessante voorbeelden, die duidelijk illustreren hoe zelfs tragische, dode vrouwen door mannelijke kunstenaars nog als lustobject worden aangereikt. Vooral Cleopatra en Ophelia zijn dit lot beschoren.
Vanaf de 18de eeuw wordt zelfmoord steeds meer geassocieerd met zwakheid en gevoeligheid. Het idee groeit dat het een vrouwelijke aangelegenheid is, waaraan enkel zwakke mannen, zoals Goethes Werther, ten prooi vallen. Volgens een andere gangbare gedachte wordt Engeland de zelfmoordnatie bij uitstek – een idee dat in Engelse en buitenlandse satirische tekeningen wordt verwerkt. Het klimaat en de voeding worden aangereikt als redenen voor deze neiging tot melancholie. Zowel in Engeland en Frankrijk vinden we tijdens deze periode een aantal voorstellingen van de ontaarde aristocratie, die uit leegheid zelfmoord pleegt. William Hogarths ‘De dood van de gravin’ uit 1745 is een moraliserend schilderij over een tot doem bestemde klasse. Dezelfde kunstenaar reflecteert in zijn werk ook over de nieuwe geürbaniseerde leefwereld. In ‘Gin Lane’ uit 1751 vormt het chaotische Londen de site voor zelfmoord. Ook de zelfmoord van de jonge dichter Thomas Chatterton blijkt wel 150 jaar lang een grote bron van inspiratie voor Europese kunstenaars. De 17-jarige Chatterton beneemt zich in 1770 van het leven, een daad die vooral vereeuwigd is in Henry Wallis’ schilderij uit 1856. Het slachtoffer wordt hier voorgesteld als een slachtoffer van (tijdelijke) waanzin.

Een klinisch probleem

De beeltenissen van Chatterton banen een weg voor een modernere interpretatie van zelfmoord. Hoewel tot in de 19de eeuw de duivel aanwezig blijft in talrijke voorstellingen van zelfmoord, komt er meer aandacht voor klinische verklaringen. Ook het door de kunstenaar gepresenteerde mensbeeld evolueert fel. De spirituele mens maakt plaats voor een meer fysieke en sociaal verankerde persoon. In Dickens’ werk wordt zelfmoord gekoppeld aan sociale wantoestanden. Ook tal van gravures uit dezelfde periode hebben de tragische wanhoopsdaad van naaisters als onderwerp. Al dan niet met hun kinderen kiezen ze voor de verdrinkingsdood. Net als in de kunstwerken rond Lucretia zijn ook deze artefacten niet steeds vrij van een sluimerende seksualiteit.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw komt zelfmoord ook vaak aan bod in de Engelse sensatiepers. Naast een waarschuwende functie hebben deze veelal macabere tekeningen een sensationele functie. Drankzuchtigen, prostituees, verpauperde moeders worden met veel aandacht voor gore details voorgesteld. Van een heel ander allooi zijn de komische pamfletten uit dit tijdperk, die de mannelijke middenklasse tot mikpunt van spot maken. De nieuwe burgerman wordt er voorgesteld als een mislukkeling, die zichzelf van het leven beneemt omwille van zijn huwelijksperikelen.
In de hogere kunstvormen van de 19de eeuw blijven heldinnen als Ophelia populair. Wel wordt de betekenis van dit personage op een andere manier ingevuld. Ophelia lijkt steeds meer verbonden met het idee van klinische depressie. Bij John Everett Millais’ in 1851 wordt ze geportretteerd als een erotische, disintegrerende, veranderlijke persoonlijkheid.
Op de vooravond van de twintigste eeuw schildert Eugene-Samuel Grasset ‘De drugsverslaafde’, waarop een vrouw zichzelf een injectie geeft. Dit fin de siècle-kunstwerk herbergt heel wat bekommernissen van de twintigste-eeuwse kunstenaar. De mensheid wordt hier voorgesteld als zelfdestructief en irrationeel. Er wordt ook gealludeerd op de nieuwe betekenissen die aan leven en dood worden gegeven in de daaropvolgende eeuw.

Wereldoorlog

In het begin van de twintigste eeuw wordt nog gefocust op de stad als destructieve entiteit voor de moderne mens, zo bijvoorbeeld in Frans Masereels werk. Toch is de veelheid aan voorstellingen van suïcidale activiteiten zo divers dat veralgemeningen het beeld al te zeer simplificeren. Brown zoemt vooral in op het werk van Kahlo en Picasso, die op zoek lijken naar een nieuwe taal, die hun opvattingen over dood en spiritualiteit kan uiten.
Na de eerste wereldoorlog is het gevoel van constante globale dreiging zo groot dat ideeën over leven en dood drastisch wijzigen. Na zoveel zinloos bloedvergieten wordt ook de betekenis van zelfmoord in vraag gesteld. Veel kunstenaars uiten hun morele verontwaardiging over deze vrijwillige dood. De zelfmoordenaars worden vaak voorgesteld als vernederde, lage creaturen, zoals in ‘Zelfmoord door verdrinking’ van Käthe Kollwitz.
Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw worden dood en geweld zo vaak gerecycleerd in film en fotografie dat ze bijna onwerkelijk worden. Brown beperkt zich in zijn studie tot plastische kunst en meent dat film en fotografie een apart onderzoek vergen. ‘The Art of Suicide’ eindigt met een analyse van Warhols portretten van Monroe. De dood was een constante in het werk van deze niet-praktiserende katholiek. Brown meent dat Warhols schermen met Monroe een ontkenning vormen van het Christelijke idee van een leven na de dood. Zijn personages zitten vast in het verstilde beeld en voor hen is er geen uitweg.
In een interessant nawoord staat Brown stil bij de massazelfmoorden uit de twintigste eeuw, zoals die van Heaven’s Gate. Dit fenomeen zal, net als het euthanasieprobleem, steeds meer gethematiseerd wordt de in hedendaagse kunst.

Ron Brown, The art of suicide
Reaktion Books, Londen, 2001
ISBN 1 86189 105 9, 253 blz.
39,15 euro