Susan Neiman interview (Het medisch weekblad)


Susan Neiman: Morele helderheid – Goed en kwaad in de 21ste eeuw

Achttiende-eeuws en toch modern

In ‘Morele helderheid’ pleit de Amerikaans-Duitse filosofe Susan Neiman voor een herwaardering van het morele denken. In Amsterdam praat ze vol vuur over verlichtingsidealen, die moderner zijn dan ooit.

Het gebeurt niet vaak dat boeken over filosofie een groot publiek bereiken. We hebben het hier niet over zweverige handleidingen voor persoonlijk geluk, maar over een werk dat inzoemt op grootheden als Immanuel Kant of Jean-Jacques Rousseau. Susan Neiman, directeur van het Einstein Forum in Potsdam, slaagt erin grootschalige aandacht op te wekken met het belangwekkende en begeesterende ‘Morele helderheid – Goed en kwaad in de 21ste eeuw.’
Neiman grasduint in het werk van schrijvers, filosofen en politici om iets te vertellen over moreel denken. Volgens Neiman durven linkse denkers zich niet langer te wagen aan uitspraken over goed en kwaad. Ze zijn bang uitgemaakt te worden voor conservatief, reactionair of vooringenomen. Deze tendens leidde tot een erbarmelijke situatie aan de linkerkant van het politieke veld. Nu het marxisme heeft afgedaan en geen mens zich nog uitlaat over morele waarden, staat links met lege handen. Ironisch genoeg hebben Bush en zijn aanhangers wél geregeld gegoocheld met filosofische uitspraken, ook al correspondeerden die niet noodzakelijk met hun politiek gedrag.
Neiman heeft vooral aandacht voor de 18de-eeuwse verlichtingsdenkers. Volgens haar kunnen hun ideeën ons helpen om opnieuw morele oordelen te vormen. Haar keuze is minder vanzelfsprekend dan op het eerste gezicht lijkt. De verlichtingsfilosofen hebben het geregeld moeten ontgelden bij critici uit latere generaties: ze hadden te veel aandacht voor de ratio, waren te eurocentrisch en te beredeneerd. Het zijn maar enkele van de bezwaren die weerklonken. Neiman keert terug naar de bronteksten van Rousseau en Kant en onderwerpt die aan een vlijmscherpe analyse. Vooral bij Kant vindt ze waarden en ideeën die de dag van vandaag nog even belangrijk zijn als tweehonderd jaar geleden.
In één van de boeiendste hoofdstukken uit deze aanrader onderzoekt Neiman de link tussen religie en moreel handelen. Volgens Neiman gaat moreel handelen niet noodzakelijk hand in hand met een religieuze achtergrond. Ook wie niet gelooft, is in staat tot het goede. Het lijkt logisch in het seculiere Westen, maar is lang niet vanzelfsprekend in vele andere tradities. Neiman haalt twee bijbelverhalen aan over Abraham. In het bekendste gehoorzaamt hij God en offert hij zijn eigen zoon. In het minder geciteerde vinden we Abraham in Sodom en Gomorra. God heeft plannen om de stad te vernietigen en Abraham verzet zich. Hij durft te zeggen dat zijn God van plan is om een onrechtvaardige daad te plegen! Veel gelovigen kennen die bijbeltekst niet, waarin Abraham afgaat op zijn eigen moreel oordeel, niet dat van een Godheid. Voor Neiman illustreert deze passage dat niet elk moreel afkomstig is van een God. Ook wie niet gelooft is perfect in staat tot het vormen van morele oordelen.
Behalve de bijbel vormt de klassieke oudheid een belangrijke inspiratiebron voor Neiman. Neiman noemt Odysseus uit Homerus’ ‘Odyssee’ ‘een moderne held’. Hij is namelijk geen superman zoals Achilles, een intimiderende, nooit falende grootheid. Drieduizend jaar geleden al toonde Odysseus ons wat we nodig hebben. Hij liet zien dat je met de rede meer bereikt dan met branie. Hij had een moderne opvatting over seksuele relaties. Hij gaf niet zoveel om sociale hiërarchie als Achilles en hij was bereid om verscheurd te zijn tussen twee moeilijke standpunten. Odysseus tastte de kenbare wereld af en ging op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Hij was een verlichtingsheld avant la lettre.
Neiman is een interdisciplinaire filosofe van huize uit. Het Einstein Forum is een denktank die haar deuren openstelt voor de meest uiteenlopende wetenschappers. Dat merk je aan ‘Morele helderheid’, een boek dat put uit gedragspsychologie, primatologie, criminilogie en literatuur. Neiman vindt terecht dat teveel hedendaagse filosofen een te eng blikveld hebben en dat hun aandacht te eenzijdig uitgaat naar abstracte problemen. Toch is ‘Morele helderheid’ helemaal niet vulgariserend. Het is een behoorlijk moeilijke brok, maar dankzij Neimans vlotte, soms literaire, stijl, is het geen onverteerbaar werk. Het is een boek dat nieuwsgierig maakt naar de werken die erin geciteerd worden, een boek dat aanzet tot meer. In Amsterdam geeft de filosofe uitleg over haar gedachten en drijfveren:

Heel wat van uw ideeën stroken met wat president Obama vertelt. Nochtans bent u aan ‘Morele helderheid’ begonnen voor Obama op het toneel verscheen. Een gelukkig toeval?

Ik had nooit verwacht dat er zich een politicus zou aandienen die de verlichtingsidealen zo sterk belichaamt. Ik geloof echt dat Obama een deur heeft geopend, al is er natuurlijk massaal veel werk aan de winkel. Een V.S.-president is een belangrijke voorbeeldfiguur. Regeringsleiders in Zimbabwe of Maleisië hebben jarenlang gezegd: ‘Waarom zouden we niet martelen? De V.S. doet het toch ook?’
Eigenlijk had ik tijdens de prille jaren 1990 al plannen voor dit boek. Toen besloot ik om eerst te schrijven over het kwaad (‘Het kwaad
denken. Een andere geschiedenis van de filosofie’, nvdr). Na de presidentsverkiezingen van 2004 in de V.S. wou ik echt mijn steentje bijdragen. Ik wou iets vertellen over moraliteit, vooral omdat de Bush-regering constant uitspraken deed over moreel handelen. Dat stuitte me erg tegen de borst. De schaamteloosheid van de Bush-regering kent zijn gelijke niet. Als je kijkt naar eerdere presidenten als Johnson en Nixon, dan merk je grote verschillen. We weten dat Johnson erg veel leed onder zijn aftreden. Nixons verhaal is minder duidelijk. Toch vind ik Nixons misdaad een peulschil in vergelijking met wat Bush op zijn kerfstok heeft. Mensen denken vaak dat het melig of hypocriet is om te praten over moraliteit, dat het iets is voor rechtse denkers of politici. Dat dat niet zo hoeft te zijn, bewijst mijn boek, hoop ik.

Het enige credo dat linkse spelers in het politieke veld nog hebben is ‘tolerantie’, stelt u. Het is een waarde die u niet hoog in het vaandel draagt. Waarom niet?

Mensen zijn vaak tolerant uit luiheid. Hun tolerantie gaat dikwijls uit naar ideeën of individuen die ze eigenlijk niet respecteren. Respectloze tolerantie is inhoudloos. Verder vind ik tolerantie een beperkend ideaal. Het zal je misschien wel tegenhouden om iets negatiefs te doen, maar het zet mensen niet aan tot het goede. Daarom heb ik het in mijn boek over waarden die robuuster zijn en die meer tot activisme stimuleren. Ik heb het over geluk, rede, eerbied en hoop, echte verlichtingsidealen. Zelfs in Europa, waar de verlichting toch het duidelijkst haar invloed doet gelden, is het discours over die waarden verwaterd. Europa heeft weliswaar een hoop instellingen en instituten die na de verlichting opgestart werden, maar geloven haar burgers nog in de verlichtingsidealen? Ik heb soms mijn twijfels. Tijdens de Bush-regering heb ik veel toespraken gegeven over het politieke klimaat in de V.S. Ik heb Europa gesmeekt om Bush op de vingers te tikken, maar het is me niet gelukt om iets op gang te brengen.
Ik hoop dat mijn boek het belang aantoont van de rede in beslissingsprocessen. Je hoort mensen wel eens zeggen dat de intentie van iemands daden het allerbelangrijkste is. Daarmee ga ik niet akkoord. Tegenwoordig hoor je dat steeds meer in de V.S. als het over Bush gaat: ‘Hij bedoelde het goed.’ Vertel dat maar eens aan alle burgerdoden in Irak.

Waarom spreekt de filosofie van Immanuel Kant u zo sterk aan?

Ik vind hem dé moderne filosoof bij uitstek. Hij beschreef het belangrijkste onderscheid dat we kunnen maken: dat tussen de wereld zoals hij is en de wereld zoals hij zou moeten zijn. Het lijkt wel een Copernicaans idee, totaal vanzelfsprekend. Nochtans was dat niet zo in de achttiende eeuw. Op politiek vlak slagen weinigen erin om zowel aandacht te hebben voor de wereld zoals hij is en het ideële universum. Stalinisten hebben bijvoorbeeld enkel aandacht voor het ideële. Kant beweerde terecht dat we ons oog op beiden moeten houden, een erg moeilijke, uitdagende opdracht.

In uw analyse van ‘het kwaad’ sluit u zich aan bij Hannah Arendt. Waarom?

Net als Arendt ben ik er zeker van dat ‘het kwaad’ weinig te maken heeft met demonische krachten. Meestal is het het resultaat van onachtzaamheid, dwaasheid. Als je dat gelooft, dan geloof je ook dat iedereen tot slechte dingen in staat is.
In het boek breng ik een paar voorbeelden van ‘het kwade’, zonder daarbij te demoniseren. Het is geen toeval dat het om Amerikaanse misdaden gaat. Ik vind namelijk dat we beter in onze eigen achtertuin kijken, vooraleer we anderen met de vinger wijzen. Mensen zeggen me wel eens: ‘Wat maakt het nog uit? Bush is er niet meer.’ Ik vind het gevaarlijk om de ogen te sluiten voor een onfris verleden. De Duitsers hebben dat geprobeerd tijdens de jaren 1950 en het heeft hen geen goed gedaan. We moeten aan zelfonderzoek doen, ook al is er nu sprake van een Obama-euforie. Natuurlijk ben ik gelukkig met de sluiting van Guantanamo. Toch ben ik steeds op mijn hoede. Toen ik vernam dat Obama oorlogsmisdadigers niet zal vervolgen, fronste ik toch even de wenkbrauwen. Laten we dus hoopvol zijn, maar niet onbesuisd.

Kathy Mathys

Susan Neiman, Morele helderheid – Goed en kwaad in de 21ste eeuw, Ambo, Amsterdam, 471 blz., 29,95 €.