Tim Parks interview (De Standaard)


Tussen woord en lijf

In Leer ons stil te zitten schreef Tim Parks over gezondheid en ziekte, lichaam en geest. De dienares, Parks’ nieuwste roman, is de fictionele tweelingzus van dat belangwekkende boek.

Kathy Mathys

Zelfs op de weinig indrukwekkende Milanese campus waar ik Tim Parks ontmoet, is de lente overal zichtbaar. De bloesems staan in bloei en de wandelgangen zijn leeg – iedereen is naar buiten. Parks, die er vertaling doceert, vertelt me dat dit zijn eerste interview is over De dienares. Vroeger zou hij dit spannend hebben gevonden, nu niet: ‘Ik neem het werk even serieus als vroeger, de reactie van anderen houdt me veel minder bezig. Enkele jaren geleden kon ik daar wel van wakker liggen. Het idee dat ik dat ene grote meesterwerk moet schrijven, heb ik laten varen. Er is trouwens meer kans dat dit meesterwerk er komt, wanneer je er niet bewust naar streeft.’

In Leer ons stil te zitten stelde Parks zich de vraag of schrijven wel gezond is. Het onderwerp houdt hem nog steeds bezig:

‘Ik heb momenteel ernstige twijfels bij de traditie van de roman, waarin draait alles om het zelf, om het ego van de personages. Tijdens mijn bezoeken aan meditatiecentra kom ik in contact met een heel ander mensbeeld, waarin het ego onbelangrijk is. Natuurlijk zijn er voordelen verbonden aan de Westerse traditie, gevoelens van verbondenheid met de ander, van verantwoordelijkheid. Toch zie ik de therapeutische waarde van het Oosterse mensbeeld.’

Volgens Parks staan het woord en het lichaam vijandig tegenover elkaar. Onze mentale hyperactiviteit verhindert ons om het lichamelijke te ervaren:

‘In Leer ons stil te zitten schreef ik dat woorden een mens verwijderen van zijn of haar lichaam. Daarom is het ook zo moeilijk om over meditatie te schrijven. Het is alsof de woorden afbreuk doen aan de ervaring. Tijdens een tiendaagse meditatie beleef je de meest eenvoudige dingen op een intense manier. Volgens mij krijg je op die momenten een vermoeden van hoe dieren leven, in het nu, zonder plan, iets waar de mens zelden in slaagt.’

Beth is een twintiger met een woelige levensloop. Ze speelde in een rockband, had een relatie met de gitarist maar hield van een oudere kunstenaar. Ze werkt als dienares in de keuken van een boeddhistisch meditatiecentrum. De roman bestrijkt tien dagen – de lengte van een retraite – en bevat weinig complexe verwikkelingen. Parks dacht lang na over de vorm van zijn roman. Meditatiecentra kennen nu eenmaal een routine die niet bevorderlijk is voor de spanning:

‘Voor De dienares ging ik op zoek naar het spanningsveld tussen ‘een verhaal hebben’ en ‘je ontdoen van je verhaal’. Ik was geïnteresseerd in de vraag hoe je je leven ervaart wanneer je het niet ziet als een chronologische vertelling. Ik wou geen lange innerlijke monoloog schrijven en ik wou evenmin een esoterisch boek. Daarom heb ik beslist om de keuken als uitgangspunt te gebruiken. Ik heb zelf als dienaar in een keuken gewerkt. De minidrama’s in de keuken – meestal gaat het om de tijdige bereiding van het eten – waren fascinerend. Het contrast tussen mijn uren in de keuken en de vijf uur dagelijkse meditatie was enorm groot. Wanneer je, na een meditatie, de keuken binnenloopt, ben je gedachteloos. Je contact met de omgeving wordt haast dierlijk, onintellectueel en het zicht van een kom tomaten blaast je op zo een moment omver. Ik weet dat ik nu klink als een Californische hippie. Hoe kan ik over dit alles praten zonder ironisch te klinken? Dat is een grote uitdaging voor mij.’

Valsspelers

Tijdens de schoonmaak van het mannenkwartier ontdekt Beth het dagboek van een oudere man met een zwangere minnares die zijn vrouw wil verlaten. Schrijven is, net als seks, verboden in het centrum.
‘Heel veel deelnemers spelen vals, ik deed het ook als beginner. Ik nam een notitieboek mee. Mensen komen naar een centrum in tijden van crisis en ze willen schrijven over hun ervaring. Sinds Leer ons stil te zitten ben ik dikwijls teruggekeerd naar meditatiecentra. In het begin was ik als Beth en wou ik een doorbraak forceren. Ik leed aan helse pijnen en wou een snelle oplossing. Dat is helemaal niet in de geest van het boeddhisme. Beth doet iets Westers: ze gaat voor het hapklare antwoord binnen een Oosterse context. In het begin verbijsterde het me hoe weinig uitleg je krijgt als deelnemer. De centra verwachten dat je de begeleiders vertrouwt. Ze vertellen je niet dat de aanvaarding van de zitpijn deel uitmaakt van het proces.’
Na jaren van meditatie krijg je een andere relatie met je lichaam en je geest, aldus Parks, die zijn eerste bezoek aan een meditatiecentrum als een gigantisch keerpunt ziet in zijn leven: ‘Na drie jaar meditatie slaagde ik er voor het eerst in om mijn geest enkel te laten focussen op de lichamelijke gewaarwordingen in het nu. Ongekleurd, gedachteloos. Je focust je enkel en alleen op dat dierlijke ‘zijn’, wat paradoxaal genoeg een gigantische mentale inspanning vergt. Het is niet zo dat ik alles klakkeloos aanvaard wat leraren vertellen. Ik geloof helemaal niet in reïncarnatie. Wel besef ik dat er meer is dan mijn ‘literaire zelf’. Ik besef dat er nog iets anders is dan het literaire prijzencircus. Dit gezegde zijnde, ik ben niet van plan om een boeddhistische monnik te worden.’
Hij mag dan wel grappen maken over Tibetaanse bellen in de Himalaya, Parks overwoog ernstig om te stoppen met schrijven. Nu denkt hij nog wel eens dat schrijven niet goed voor hem is, al zal hij het allicht blijven doen:

‘Wat me tegenstaat is het idee van de schrijver die ‘literatuur bedrijft’. Waarom zeggen we niet gewoon: ik leef en ‘doe iets met schrijven’. Waarom moet dat woord ‘literatuur’ erbij gesleurd worden? Ik heb niets tegen de studie van literatuur, gesprekken over boeken. Wel verzet ik me tegen de gedachte dat we precies weten wat literatuur is, wat het inhoudt. Zo stoppen we het in een vakje en zo krijg je ‘literaire’ schrijvers die zichzelf steeds herhalen. Ik hou ervan om over schrijven te praten als iets wat ontstaat vanuit een spontane nood, vanuit een verlangen naar plezier.

Toen ik 22 was studeerde ik aan Harvard en onlangs zag ik een oude professor van me terug die nu 90 is en stervende. Hij vertelde me dat hij oude favorieten had herlezen als Henry James en hij denkt dat hij er verkeerd aan deed om zijn leven te wijden aan de literatuurstudie. Het is allemaal veel minder belangrijk dan we denken, zei de man. Ik vond dat confronterend en het blijft door mijn hoofd spoken. Vroeger voelde ik me superieur aan mensen die mediteerden of aan guru’s. Ik vond hen te weinig intellectueel, nu twijfel ik. Het is zinvol als schrijver om te bedenken dat literatuur niet het belangrijkste ter wereld is.’

Voor Westerlingen die vertrouwd zijn met theorieën over de heilzaamheid van een lang rouwproces, over de waarde van liefdesrelaties zijn sommige boeddhistische inzichten confronterend. Tim Parks vindt veel boeddhistische wijsheid een kwestie van gezond verstand:
‘Niemand zegt dat je geen banden met anderen mag hebben of dat het verkeerd is om je te hechten aan geliefden. Alleen is het de vraag hoe je reageert als er iemand wegvalt. Natuurlijk heb je verdriet, huil je. Hoe lang laat je dat gevoel van verdriet je leven overheersen? Dat is de vraag. Ik zie het als een uitnodiging om geen groot drama te maken van alles wat misgaat in je leven. Accepteer dat je mensen verliest, dat de dingen eindig zijn. Gezond verstand noem ik dat.’

Gehecht

Leer ons stil te zitten bracht Parks veel nieuwe lezers. Toch kreeg hij het aanvankelijk moeilijk uitgegeven. Zijn agent had twijfels, Amerikaanse uitgevers ‘konden die dingen over de prostaat niet lezen’:
‘We kunnen mensen zien sterven en doodbloeden op tv en ons eigen lichaam vinden we eng. Gelukkig kreeg ik het boek wel uitgegeven, al was er niet overal evenveel lof. Leer ons stil te zitten is een kritiek op de mentale levens die uitgevers, schrijvers en critici leiden. Overigens is het zo dat niet enkel schrijvers te veel opgesloten zitten in hun hoofd. Die vervreemding van het lichaam zet zich overal door. Ipads, mobiele telefoons: we zitten allemaal vast aan het woord. We staan pas aan het begin van dat proces. Ik heb periodes gehad dat mijn geest zozeer zoemde dat ik niet kon inslapen. Gelukkig kan ik nu een uurtje mediteren.’
Parks kreeg als kind binnen een evangelisch anglicaans gezin voortdurend te horen dat ambitie belangrijk was. Is dat veranderd nu er ruimte is voor meer dan enkel literatuur?

‘Ik ben nog steeds ambitieus, schrijf romans, geef les. Toch heb ik het gevoel dat het binnen de perken blijft, vroeger was dat niet zo. Ik was toen veel te obsessief bezig. Wat ook belangrijk is: ik voel me fysiek veel beter, ik kan de dag op een normale manier doorkomen. Ik geniet veel meer van het werk, pieker minder.’

Nu Parks twijfelt aan de traditie van de roman en vraagtekens plaatst bij het Westerse mensbeeld, moet dat wel sporen achterlaten in zijn werk. Parks haast zich om te zeggen dat De dienares en Leer ons stil te zitten een tweeluik vormen en dat hij er nu wel klaar mee is. Hij vindt het erg moeilijk om te voorspellen welke impact dit alles zal hebben op zijn werk:

‘Mijn romans ontstaan ergens diep in het onderbewuste. Buiten bereik is een mooi voorbeeld van een boek waarvan ik niet wist niet hoe het verhaal zou lopen, toen ik eraan begon. Dat weet ik vaak niet. Wanneer ik terugblik op alle belangrijke veranderingen in mijn leven, dan merk ik dat ik er in mijn romans over schreef voor de verandering zich voltrok. Dromen over zeeën en rivieren is zo een boek, Buiten bereik ook. Je schrijft over wat je bezighoudt. Cleaver uit Buiten bereik was een al te drukke, ambitieuze man die zich afzonderde in de bergen. Het begint Cleaver te dagen dat zijn carrière niet het allerbelangrijkste is in zijn leven. Intuïtief moet ik hebben aangevoeld dat ik in hetzelfde schuitje zat, al besefte ik dat pas nadat het boek klaar was.’

***
Tim Parks – De dienares – De Arbeiderspers – 256 blz. – Oorspronkelijke titel: The Server.
Dit boek verschijnt in april.

Recensie:
De lichamelijke, wilde Beth doet niets met mate. Sinds haar leven op drastische wijze in elkaar stortte, verblijft ze in een meditatiecentrum, waar ze keukenwerk afwisselt met meditatie, hopend op een doorbraak. Parks zet zich af tegen de Westerse romantraditie waarin melodrama en een dramatische ontknoping centraal staan. In veel opzichten is De dienares een anti-drama, al is er een minimale verwikkeling met de oudere dagboekschrijver. Parks worstelt duidelijk met de vraag naar hoeveel plot er nodig is en hij bereikt veel met weinig middelen. Toch valt er wat aan te merken op dit boek. Beth, de boos om zich heen spartelende rockster, is geen sterk personage. Parks schrijft meestal over mannen van zijn leeftijd. Zijn eerste vrouwelijke protagonist is geen grandioos succes. Verder is het, zoals dit interview al aangaf, de vraag of woorden geschikt zijn om de meditatie-ervaring over te brengen. Parks besteedt veel aandacht aan de lange sessies. In Leer ons stil te zitten waren gelijkaardige passages boeiend, nu verslapt de aandacht wel eens bij niet-ingewijden. De mooiste scènes zijn die in de keuken. Parks’ beschrijvingen van de dynamiek van het team, van de groenten zelf zijn fascinerend, diepzinnig zelfs. De dienares is een interessant boek van een auteur die de grenzen en beperkingen van de romankunst verkent, maar het is geen beklijvend meesterwerk. (KM)