Ann Patchett – Staat van verwondering (De Standaard)


Junglemysterie

Joseph Conrad met een vleugje ‘Indiana Jones’: zo zou je de nieuwe Ann Patchett kunnen omschrijven. Met ‘Staat van verwondering’ verschijnt nu al een van de toppers van 2012.

Kathy Mathys

Op de auteursfoto die de achterflap van ‘Schoonheid en trouw’ siert, hangt er een hijgende hond over de schouder van een breed glimlachende Ann Patchett. Auteursfoto’s die voorzien zijn van honden maken me enigszins achterdochtig. Als het baasje een Amerikaan is, denk ik al gauw aan Oprah Winfrey en opgewarmd sentiment. Gelukkig kende ik Patchett al van haar Orange Prize-winnaar ‘Bel Canto’ en legde ik ‘Schoonheid en trouw’, Patchetts memoire over haar vriendschap met overleden schrijfster Lucy Grealy, niet opzij. Patchett viel me voor het eerst op met haar New York Times-essay ‘Paris Match’, een autobiografische parel waarin ze beschrijft hoe een duur, glorieus maal in een Parijs restaurant aan haar voorbijgaat omdat ze ruziet met haar geliefde. De glashelderheid van haar proza, de psychologische souplesse en haar gevoel voor plot en timing sprongen meteen in het oog. Het zijn net die kwaliteiten die van ‘Staat van verwondering’, Patchetts zesde roman, een topper maken.

Patchett houdt van ongewone settings en al begint ze dicht bij huis, in een laboratorium in Minnesota, de actie verplaatst zich snel naar Brazilië. Marina Singh is een beta-mens met een groot plichtsbesef. Haar ernst zit haar gevoel voor humor niet in de weg, haar lichte afstandelijkheid maakt haar tot een boeiende gids in dit verhaal. Singh werkt voor een farmaceutisch bedrijf en heeft een geheime relatie met de CEO, Mr Fox. Laatstgenoemde maakt zich zorgen om Annick Swenson, de wetenschapster die al jaren aan het werk is in het Amazonewoud zonder haar opdrachtgever van updates te voorzien. Fox stuurt Anders Eckman naar Brazilië om Swenson op te sporen. Wanneer Eckman aan koortsverwikkelingen overlijdt, trekt Singh, die jarenlang met hem samenwerkte, naar het regenwoud.

Kippenkoppen

De 42-jarige Singh vliegt naar Manaus, de stad die het dichtst bij het duistere hart van de jungle ligt. Poortwachters Jackie en Barbara Bovender, betaald door Swenson om nieuwsgierigen tegen te houden, vertragen Singh. Patchett leeft zich uit in kleurrijke beschrijvingen van de rivier – ‘die dikke bruine soep’ -, van kippenkoppen en insectenzwermen op marktpleinen. De rationele Singh krijgt beangstigende koortsdromen door de malariamedicijnen, dromen waarin ze het traumatische verleden met haar vader herkauwt. Wanneer Singh de rivier opgaat ‘into the beating heart of nowhere’ herinnert deze roman steeds meer aan Josephs Conrads ‘Heart Of Darkness’, al is Patchetts roman lichtvoetiger. Tijdens de meest dramatische scène in het boek – iets met een jongen, een anaconda en een kapseizende boot – drongen zich zelfs beelden op uit ‘Indiana Jones’. Toch is de plot nergens te dominant of grotesk. Meer zelfs: de plot is de stuwende kracht die dit verhaal in goede banen leidt en die de thema’s verdiept. Swenson en haar team doen onderzoek naar het DNA en de leefgewoonten van de Lakashi, een stam waarvan de vrouwen op bejaarde leeftijd nog kinderen baren. Patchett laat haar personages debatteren over de vraag of het wenselijk zou zijn dat zestigers in het Westen kinderen krijgen. Swenson en Singh vragen zich ook af in hoeverre ze hun stempel mogen drukken op hun omgeving. Moeten ze technieken uit de Westerse geneeskunde gebruiken om de Lakashi te helpen? Die discussies overheersen niet. ‘Staat van verwondering’ is dan ook geen roman voor wie ethische kwesties tot op het bot uitgediept wil zien. Patchett is bovenal een verhalenverteller met een Amerikaans gevoel voor plot en spanning. Haar personages zijn ijzersterk en compleet geloofwaardig. De psychologische finesse waarmee Patchett de relatie tussen Singh en Eckmans weduwe beschrijft, is verbluffend. Swenson en Fox, personages met veel karikaturaal potentieel, zijn ingetogen, aangrijpende figuren. In ‘Familie’, Patchetts vorige roman, zat te veel sentiment, waren de randen niet scherp genoeg. ‘Staat van verwondering’ is meer onderkoeld, al zal het slot sommige Europese lezers tegenstaan.
Patchett is erg goed in beschrijvingen van sneeuw, licht, planten. Geen vaag gemijmer bij haar. Zo omschrijft ze kuifkoekoeken: ‘Met een dergelijke vogel kon je de binnenkant van een jampot schoonmaken’. ‘Staat van verwondering’ is een boek als een koortsige malariadroom, het blijft in je lijf hangen, lang nadat je het hebt neergelegd. Enig minpunt: de verwijzing naar Orpheus, die naar de onderwereld trok om Eurydice te redden, had Patchett niet met handen en voeten hoeven uit te leggen aan haar lezers.

****
Ann Patchett – Staat van verwondering – vertaald door Hien Montijn – De Bezige Bij – 400 blz. – Oorspronkelijke titel: State of Wonder.