Elizabeth Strout – Winter (De Standaard)


Onder de opperhuid

De Pulitzer Prize voor fictie ging dit jaar naar Elizabeth Strout die in haar romans het kleinsteedse leven in Maine verbeeldt. Uit elk woord in ‘Winter’ spreekt Strouts diepzinnigheid en beeldende kracht.

Kathy Mathys

‘Ik ben diep onder de indruk van de manier waarop mensen zich door hun levens slaan,’ verklaarde de 53-jarige Strout onlangs. In ‘Winter’ (oorspronkelijke titel: Olive Kitteridge), een roman die de grootste Amerikaanse literatuurprijs helemaal verdient, treffen we mannen en vrouwen die te maken krijgen met verraad, verlating, ziekte, dood, maar ook met liefde en lachkrampen. Olive Kitteridge is het centrale personage, al heeft ze niet in elk van de dertien verhalen een even grote rol. Alle verhalen spelen in een klein kuststadje in Maine. In sommige – ‘De pianiste’ en ‘Scheepje in een fles’ bijvoorbeeld – speelt Olive een bijrol, in andere trekt ze het laken naar zich toe. Over deze roman-in-verhalen vertelde Strout dat ‘Olive te overdonderend is om de hele tijd op het podium te staan’. Het werkt wonderwel: je ziet Olive door de ogen van haar familie, buren, ex-leerlingen en zo krijg je heel uiteenlopende indrukken van haar.

We ontmoeten Olive in de winter van haar leven, aan de zijde van haar man Henry, een gepensioneerde apotheker. Olive gaf wiskunde en riep bij haar leerlingen angst en bewondering op. Ze is geen vrouw voor valse beleefdheden, sentimentaliteit en zelfmedelijden. Wanneer een buurvrouw, na een dramatische gebeurtenis, suggereert dat Olive in therapie zou kunnen gaan, zegt Olive: ‘Verwerken, internaliseren, depressieve weet-ik-veel. Daar zou ik nou depressief van worden, als ik de hele dag zulke termen moest gebruiken.’ Veel van haar dorpsgenoten vinden haar opinies en lach te luid, haar stijl lomp en ongemanierd. Christopher, Henry en Olives enige zoon, voelde zich overschaduwd door dit letterlijk gigantische personage: ‘Haar enkels zwollen, haar schouders bolden rond haar nek en haar handen en polsen leken zo groot te worden als die van een man’. Dat Olive zoveel van haar kind houdt dat het zeer doet en dat haar begrip zich erg onhandig naar de buitenwereld vertaalt, ontdek je als lezer geleidelijk.

Strout liet zich voor de creatie van Olive gedeeltelijk inspireren door haar moeder, een vrouw met wie ze ‘een intense en ingewikkelde relatie heeft’. Strouts ouders stammen beiden uit een eeuwenoud New England-geslacht. Ze gaven hun zoon en dochter een beschermde en strenge opvoeding. Er was geen tv, geen krant, enkel The New Yorker. Strout verslondt de New Yorker-verhalen van John Updike, die haar lieten zien dat er in de buitenwereld sprake was van feestjes en overspel. In haar onvertaalde memoirestukje ‘English Lesson’ beschreef Strout haar naïviteit als jong meisje. Toen ze naar de universiteit trok, had ze slechts twee films gezien. Strouts moeder moedigde haar aan om te schrijven. Ze kocht notitieboeken en zei constant: ‘Schrijf op wat je ziet.’

Woedend

Strout woont inmiddels twintig jaar in New York. Toch keert ze in haar werk steeds terug naar het land van haar jeugd. In wat ze ‘het landschap van mijn hart’ noemt, zijn de levens net iets harder en minder gepolijst. Strout houdt van de fysieke wereld, de kustwindvlagen en de val van het licht.
Met het stille openingsverhaal ‘De apotheek’ trekt ze je langzaam en subtiel Olive en Henry’s wereld binnen. Sommige incidenten tonen pas jaren later hun ware gezicht, andere zijn te gruwelijk om aan terug te denken. De meeste gebeurtenissen in Olives leven zijn weinig spectaculair: niet al haar relaties zijn zoals ze zou willen, haar enige kind keert haar de rug toe, haar band met Henry muteert voortdurend. Olive voelt zich dikwijls verraden, zoals in ‘Veiligheid’, waarin ze Christopher bezoekt in New York. Na een avondje uit merkt de 72-jarige Olive dat haar kleren vol eetvlekken zitten. Ze is woedend omdat Christopher er haar tijdens het eten niet attent op maakte, alsof ze een afgeschreven, dementerende bejaarde is, die hopeloos zit te kliederen. Strout evoceert de stille pijn van het ouder worden, de ochtendkam vol haren.
Toch is ‘Winter’ niet enkel het verhaal van een ouder echtpaar. Verschillende sleutelpersonages zijn tieners of twintigers en hun hoop en wanhoop breekt Olives hart. Strout beschrijft al deze levens met heel precies gekozen woorden, met veel humor en empathie. ‘Winter’ doet qua thematiek en toon denken aan het werk van Alice Munro, ook een meester in het leed onder de opperhuid. Strout beschrijft de wereld in kleine details: de wenskaarten en rode heetwaterflessen in Henry’s apotheek, de opzichtige motieven op Olives feestjurk.

Onverschrokken

‘Winter’ is de derde roman van Elizabeth Strout, die in 2000 debuteerde met ‘Amy en Isabelle’, een verhaal over een tienermeisje dat een affaire heeft met haar leraar wiskunde. Het boek was erg zintuiglijk en beklijvend geschreven, zodat je je jaren later nog de erin beschreven zomerhitte herinnert. Opvolger ‘Blijf mij nabij’ ging over een dominee die na de dood van zijn vrouw een innige band krijgt met zijn huishoudster, dit tot ongenoegen van zijn dorpsbewoners. Net als ‘Winter’ is ‘Blijf mij nabij’ het verhaal van een hechte gemeenschap, al is het veel minder indringend dan Strouts laatste. ‘Winter’ is Strouts voorlopige meesterstuk. Het is een onverschrokken verhaal over leven en verval, over mislukking en kleine triomf. De weinig pronkerige stijl is heel exact en treffend. ‘Winter’ is zonder twijfel één van de toppers van dit jaar.

****

Elizabeth Strout – Winter, Atlas, Amsterdam, 333 blz., vertaald door Marijke Versluys. Oorspronkelijke title: Olive Kitteridge