Hisham Matar – Anatomy of a Disappearance (De Standaard)


Vijf potloden en een pijp

De Libische schrijver Hisham Matar volgt de gebeurtenissen in Libië op de voet vanuit zijn Londense flat. In zijn romans schrijft hij over de dictatuur die zijn vader liet verdwijnen.

Kathy Mathys

Hisham Matar (°1970) was twintig toen zijn vader Jaballah Matar, een dissident tegen het regime van Muammar Khaddafi, ontvoerd werd. De Egyptische Geheime Dienst arresteerde hem in Caïro. Jaballah Matar kwam in de beruchte Libische Abu Salim gevangenis terecht en na 2002 zag niemand hem nog in leven. In 1992 en 1995 slaagde de vader erin een briefje naar zijn familie te laten smokkelen. Daarna: stilte. De schrijver hoorde wel nog verhalen van ex-gevangenen. Ze beschouwden zijn vader als hun leider en putten moed uit zijn verzet tegen folteraars. Matar onthaalde dit nieuws op gemengde gevoelens: hij was trots op zijn vader, maar bang om de gevolgen van zijn verzet. In ‘Plea for Closure’, een essay voor The Guardian uit 2010, schrijft Matar: ‘Hoe vaak heb ik niet verlangd naar een provinciale vader, iemand die oud wordt in eigen huis.’ Matar bewaart de jas van zijn vader in zijn kleerkast en vraagt zich af of hij hem nog zou passen. Op zijn schrijftafel staat een kop met daarin de pijp van zijn vader, vijf potloden. Elke ochtend slijpt hij ze. Het beeld van de jas komt voor in ‘Anatomy of a Disappearance’, de tweede roman van Hisham Matar, die deze week uitkwam. De personages van de roman zijn niet autobiografisch, de centrale gebeurtenis is dat wel. Nuri is een twaalfjarige jongen, wiens vader ontvoerd wordt in Zwitserland. De vader was een voormalige minister in Libië, die op Khaddafi’s zwarte lijst terechtkwam en naar Egypte verhuisde met zijn gezin. Hij blijft politiek actief, al weet je als lezer weinig van zijn activiteiten – we kijken mee door Nuri’s kinderogen. Na de dood van Nuri’s moeder, een geheimzinnige en melancholische vrouw, hertrouwt de vader met een jonge Engelse, die 14 jaar ouder is dan Nuri en op wie de puberende jongen heftig verliefd wordt.

Ingehouden en subtiel

Nuri voelt schuld om de verdwijning van zijn vader. Het is een ingewikkeld schuldgevoel, gecompliceerd door zijn erotische verlangens. Nuri’s schuld smaakt naar verdriet, naar schaamte, soms naar woede, omdat zijn vader zoveel verborgen hield. Matar evoceert de leegte en de pijn die verlies achterlaat; niet enkel het verlies van de vader, ook dat van de enigmatische moeder. Nuri herinnert zich hen in fysieke details: zijn hoofd tegen het sleutelbeen van de moeder, het horlogebandje aan zijn arm dat nog naar zijn vader ruikt. Matars proza is ingehouden, op het afstandelijk af en onsentimenteel. Hier en daar lees je een naakte zin, die je in zijn eenvoud omverblaast: ‘Ik geloof niet dat vader dood is. Ik geloof ook niet dat hij nog leeft (mijn vertaling).’ Je kan dit enkel lezen met Matars autobiografie in gedachten. Matar had zijn roman al af voor de omwentelingen in Libië begonnen. Hij ‘verzint’ geen einde voor zijn vader, een mooie afsluiting. In tegenstelling tot David Vann die in ‘Legende van een zelfmoord’ schrijft over de zelfmoord van zijn vader, kan hij geen ontknoping schrijven omdat die in het echte leven nog op zich laat wachten. Vann verzon alternatieve eindes voor zijn vader, iets wat je enkel kan doen als je weet wat er gebeurd is.

Zintuiglijk

Matars eerste roman ‘Niemandsland’ (In the Country of Men) stond in 2006 op de shortlist van de Booker Prize en speelt in 1979 in Tripoli, waar de groene kleur van de revolutie het straatbeeld kleurt. Suleiman is negen en dus onwetender en naïever dan Nuri. Zijn vader ‘verdwijnt’ soms voor dagen en de jongen is niet op de hoogte van zijn politieke verzet. Suleiman maakt zich minstens zoveel zorgen om zijn moeder als om zijn vader. Haar ‘ziekte’ – hij snapt niet dat er alcohol in haar ‘medicijnfles’ zit – bezorgt hem angstdromen.

‘Niemandsland’ is prachtig geconstrueerd en vooral in de tweede helft spannend. Het proza is warmer en directer dan in ‘Anatomy of a Disappearance’ en staat vol zintuiglijke waarnemingen van Suleiman. De sigarettengeur van mannen die vergaderen in de huiskamer, de intense smaak van bessen in de tuin, het parfum van zijn moeder: ze vormen een zintuiglijke collage die Suleiman verwart. Net als Harper Lee in ‘Spaar de spotvogel’ en Ian McEwan in ‘Boetekleed’ voert Matar een onschuldig kind op dat in zijn onwetendheid kwaad berokkent. ‘Niemandsland’ is aangrijpend, meeslepend, een boek dat nazindert.

Matar vindt het op psychologisch en emotioneel vlak zwaar om romans te schrijven. Tijdens het schrijfproces valt het mee, maar bij herlezing breekt zijn hart keer op keer. Hij is niet geïnteresseerd in kloppende feitjes maar ziet zijn schrijverschap als een manier om ‘te onderzoeken wat verlies met iemand doet op existentieel vlak’. Tegenover de oorverdovende stilte van de verdwenen vader, wil hij ‘zijn lied laten klinken’. Het is een lied dat Matar vergelijkt met de gedichten die politieke gevangenen schrijven in hun cel, een verzet tegen het duister.

Twitteraar

‘Waar is de man die ik graag deed lachen? Waar is de man die mijn brieven enkel beantwoordde, als ik in het Arabisch schreef?,’ vraagt Matar zich af in ‘Plea for Closure’. Het antwoord op zijn vragen blijft voorlopig uit, al heeft Matar hoop dat er binnenkort opheldering komt, na een eventuele val van het regime. Je kan Matar volgen op Twitter en via de Engelse media. Libische protestanten sturen berichten naar Matars ‘newsroom’ in zijn Londense flat. De schrijver stuurt die dan weer door naar Westerse kranten. ‘Elke dag bel ik wel 50 keer naar Benghazi, Tripoli, Darnah, al Bayda and Misurata,’ aldus de schrijver. Toch voelt hij zich nutteloos en schat hij de bijdrage van een bakker of een dokter in Benghazi veel hoger in. In zijn verslagen voor de Guardian beschrijft Matar de surreële sfeer in zijn flat met het ‘beleefde ‘uitzicht op een stille straat. De Libiërs met wie hij belt – velen van hen zijn dokters die hem een verslag brengen van de schade, de dodentol – lijken hem meer nabij dan de aanwezigen in zijn woonkamer. Matar maakt zich grote zorgen om wat er gebeurt, om de doden, de onvoorspelbaarheid van de gebeurtenissen. Toch is hij, voor het eerst sinds zijn vader verdween, hoopvol: ‘Ik heb het gevoel dat ik de wolken zie wegtrekken. Mijn hele leven heb ik geen ander Libië gekend dan dat van de dictatuur. Nu ik merk dat mensen moed hebben, ontroert me dat diep.’ Volgens Matar willen mensen, behalve vrijheid, waardigheid, iets wat in de verslaggeving dikwijls onvermeld blijft. ‘Sinds de aanslagen van 11 september heeft iedereen de mond vol van ‘vrijheid’. Natuurlijk is dat belangrijk, maar in Libië hebben mensen minstens zoveel nood aan waardigheid en respect:‘
Welke gevolgen zou de opheldering van zijn vaders verdwijning hebben voor Matars schrijverschap? Zou hij ‘uitverteld’ zijn? Matar vindt het een irrelevante vraag: ‘Ik zou alles opgeven voor zijn terugkeer, ook mijn werk.’ Matar groeide op in Tripoli, Caïro en woont sinds 1986 in Londen, waar hij aan zijn derde roman werkt.

****
Hisham Matar – Niemandsland – Meulenhoff – 253 blz. – Oorspronkelijke titel: In the Country of Men.
****
Hisham Matar – Anatomy of a Disappearance – 256 blz. – Viking. Dit boek verschijnt in september bij Meulenhoff.