Tim Robinson – De Araneilanden (De Tijd)


De Araneilanden
Tim Robinson
2004, Atlas, Amsterdam, 376 blz., 24,90 euro
ISBN 90 450 0733 9

Proustiaanse verkenning van Ierse kliffen

De Engelse Auteur Tim Robinson verhuisde tijdens de jaren 1970 van Londen naar de Araneilanden, ten westen van Ierland. In de baai van Galway vormen de dicht bij elkaar gelegen eilanden Árainn, Inis Meáin en Inis Oírr een strook van ongeveer 16 mijl. Toch valt over deze kleine eilandengroep heel wat te vertellen. Robinson beperkt zich in ‘De Araneilanden’ tot het verhaal van Árainn, het meest noordelijk gelegen en ook het grootste eiland van de drie. Bovendien heeft hij het in zijn boek enkel over de kuststreek. Aan het binnenland van Árainn, een labyrint van kleine akkers ommuurd door stenen, heeft hij een apart boek gewijd dat voorlopig nog niet in het Nederlands werd vertaald.
In de introductie noemt Cees Nooteboom ‘De Araneilanden’ een unicum. De gedrevenheid en de concentratie waarmee Robinson over het eiland schrijft, vergelijkt Nooteboom met de manier waarop Stanley Afrika doorploegde. In ‘De Araneilanden’ ontpopt Robinson zich tot verteller, cartograaf, botanicus, weerkundige en historicus. Bovendien vertelt hij zijn verhaal in een literaire taal, die sierlijk maar niet altijd even toegankelijk is. Nooteboom spreekt van een proustiaanse aanpak en dat is niet eens zo vergezocht. Robinson gaat namelijk vooral op zoek naar het verleden van de Araneilanden. Omdat hij ervan overtuigd is dat het eigenlijk onmogelijk is om dé geschiedenis van een eiland vast te leggen, werd het boek opgevat als een pelgrimstocht. De auteur begint zijn verhaal in het Zuid-Oosten van Árainn en maakt een rondgang langs de kust, om aan het slot opnieuw te belanden bij het beginpunt. Op die manier suggereert hij dat je de tocht opnieuw kan maken en deze keer met een andere invalshoek.
Toen Tim Robinson zich vestigde op Árainn werkte hij aanvankelijk aan een kaart van de eilanden. Er bestonden wel al een aantal 19de-eeuwse kaarten, maar ze bevatten enkel verengelste plaatsnamen en waren niet gedetailleerd genoeg. Op zoek naar de oude plaatsnamen van verloren inhammen en kliffen, begon Robinson te praten met de oudste bewoners van de eilanden. Zo ontstond het idee voor zijn boek. ‘De Araneilanden’ bevat mooie anekdotes, raadsels en gezegden uit de oude orale cultuur. Robinson was nog net op tijd om de oude verhalen vast te leggen voor het nageslacht. Twintig jaar later zou het al te laat geweest zijn.
Robinson gaat uitgebreid in op het prille verleden van de eilanden. In de eerste hoofdstukken valt nog geen mens te bespeuren, want dan wordt de geologische en archeologische geschiedenis uit de doeken gedaan. Ondanks hun robuuste en ontzagwekkende kliffen, zijn de Araneilanden grilliger dan aanvankelijk lijkt. De kliffen bestaan uit kalksteen, die wordt aangevreten door de beukende golven. Af en toe storten grote rotsmassa’s in zee en ooit zal het eiland helemaal verdwijnen, stelt Robinson. Eeuwenlang bleven de eilanden behoorlijk geïsoleerd en zeer armoedig. Christelijke monniken streken er neer en er zijn ook overblijfselen van stenen constructies, die dateren uit het jaar 100 of 200. Die zogenaamde cashels domineren de hoogstgelegen delen van het eiland en vormen tegenwoordig een belangrijke trekpleister voor toeristen. Robinson gaat uitgebreid in op de vroeg-Keltische periode en ook op het tijdperk van Oliver Cromwell. Toen werden de eilanden plots een belangrijke pion in de Europese geschiedenis. De Ierse troepen trokken naar Frankrijk via Galway Bay. De Engelse autoriteiten vreesden dat de Fransen zouden aanvallen via Ierland en daarom werden ook de Araneilanden militair versterkt.
Ondanks Robinsons accuraat bronnenonderzoek komt het boek toch het meest tot leven wanneer de auteur de lezer meeneemt langs de kliffen. Het boek bevat knappe beschrijvingen van de mantelmeeuwen, zeekoeten en alken die de richels aan de kliffen bevolken tijdens het broedseizoen. Je leest hoe de aalscholvers hun zwarte vleugels om zich heen slaan als een omslagdoek, ‘als bedelende vrouwen bij het portaal van een kathedraal’, of hoe de wind de stormvogels boven de baai laat rondwervelen, ‘als een jongleur met een tiental boemerangs’. De kliffen speelden tot voor kort een grote rol in het dagelijkse leven van de eilandbewoners. Vanop de westelijke kliffen gooiden de vissers hun lijnen uit, een uiterst gevaarlijke en tot de verbeelding sprekende onderneming. Verder waren er de vogeljagers, die met een touw werden neergelaten op de richels rond de kliffen. Ze wachtten tot het nacht werd en slopen dan naar hun prooi toe. De jagers bleven de rest van de nacht op de richels, tot ze ‘s morgens weer werden opgehaald. In één van de vele anekdotes uit het boek vertelt Robinson over een vogeljager die een vreselijke nachtmerrie doorstond. Zijn makkers, die hem ter bestemming hadden gebracht, bleven nabij de klifrand zitten en maakten er een vuur van koeienmest. Af en toe gooiden ze een stukje mest naar beneden. ’s Morgens zei de vogeljager: ‘Vannacht heb ik gevochten met de duivel, maar ik heb het gehaald!’ Robinsons evocaties van de kliffen zijn bijzonder treffend. In een essaybundel van de auteur, ‘My Time in Space’ beschrijft hij kliffen als het omgekeerde van kathedralen, ruimtes die je beschermen. Kliffen noemt hij anti-kathedralen.
De Engelse titel van dit boek luidt ‘Stones of Aran’, een zinspeling op John Ruskins ‘Stones of Venice’, waarin Ruskin de wereldberoemde Venetiaanse kerken en kunstschatten beschrijft. Volgens Robinson verdienen ook de rotsen van Árainn onze volle aandacht, ook al bevinden ze zich bijna op de rand van de civilisatie. ‘De Araneilanden’ is een vreemd maar fascinerend boek, waarvoor niet iedereen geduld zal kunnen opbrengen. Robinson beschrijft letterlijk elke klif en elke inham van Árainn en dat levert zowel inspirerende als een paar langdradige passages op. Het boek biedt in ieder geval een veel nauwkeuriger beeld van het leven op het eiland dan de beroemde film ‘Man of Aran’ van Robert J. Flaherty uit 1934. Daarin werd het eiland fel gemythologiseerd en geromantiseerd door de vangst van een reuzenhaai als dagdagelijkse kost voor te stellen. In werkelijkheid was er toen van haaienvisserij al geen sprake meer. Tegenwoordig leven op Árainn nog maar 800 mensen. De meeste werken in de toeristische sector of in de visindustrie.

Kathy Mathys